W23 NE 2BL redekundig ontleden les 4; lijdend voorwerp (lv)

Doel van vandaag
  • weten hoe je een lijdend voorwerp in een zin moet vinden.
  • een lijdend voorwerp in een zin kunnen vinden. 
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Doel van vandaag
  • weten hoe je een lijdend voorwerp in een zin moet vinden.
  • een lijdend voorwerp in een zin kunnen vinden. 

Slide 1 - Tekstslide

Welke vraag kun je stellen om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 2 - Open vraag

De postbode | gaf | het pakketje | aan de buren.


Wat is het lijdend voorwerp?
A
gaf
B
de postbode
C
het pakketje
D
aan de buren

Slide 3 - Quizvraag

Laura | heeft | haar huiswerk | toch | gemaakt.


Wat is het lijdend voorwerp?
A
Laura
B
haar huiswerk
C
toch
D
heeft gemaakt

Slide 4 - Quizvraag

Hebben | jullie buren | ook | een dure vakantie | geboekt | via die site?

Wat is het lijdend voorwerp?
A
jullie buren
B
via die site
C
een dure vakantie
D
hebben geboekt

Slide 5 - Quizvraag

Klopt dit?

In een zin zit altijd een lijdend voorwerp. 
A
nee
B
ja

Slide 6 - Quizvraag

Klopt dit?

Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (zoals op, in, aan, met, voor e.d.).
A
nee
B
ja

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de PV in deze zin?
(Persoonsvorm)
De leeuw beet de man.

Slide 8 - Open vraag

Wat is het WWG in deze zin?
(werkwoordelijk gezegde)
De man beet de leeuw. 

Slide 9 - Open vraag

Wat is het OW in deze zin?
(onderwerp)
De leeuw beet de man.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het LV in deze zin?
(Leidend voorwerp)
De leeuw beet de man.

Slide 11 - Open vraag

Vertel aan je buurman/ buurvrouw in een zin, wat je gisteren hebt gedaan.
Noteer pv, ow, wg en lv

Slide 12 - Open vraag