Doel: Je begrijpt hoe de geofactoren het landschap op aarde beïnvloeden.
Wat zijn de kenmerken van de landschapzones op aarde en wat is hun relatie met het klimaat?
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5
In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Wat gaan we doen?
Bespreken van geofactoren
Paragraaf 3.1.
Doel: Je begrijpt hoe de geofactoren het landschap op aarde beïnvloeden.
Wat zijn de kenmerken van de landschapzones op aarde en wat is hun relatie met het klimaat?
Slide 1 - Tekstslide
Geofactoren
Een verandering in één van de factoren zorgt voor een verandering op meerdere plaatsen.
Voorbeeld: Te weinig water --> zorgt voor een uitgedroogde bodem --> zorgt voor minder planten --> zorgt voor minder dieren en verandert de samenstelling van de lucht (atmosfeer) --> dit heeft weer invloed op het klimaat.
Slide 2 - Tekstslide
Opdracht paragraaf 3.1.
Maak een overzicht waarin je de volgende onderdelen laat terugkomen: - De verschillen tussen de landschapzones
- De ligging van de verschillende landschapzones
- Leg uit per landschapzone waarom de landschapzone er zo uitziet (waarom heeft tropisch veel regen en aride weinig)?
Slide 3 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Kort herhalen
Uitleg 3.3.
Doelen:
Je weet en begrijpt het verschil tussen een natuur- en milieuramp.
Je weet en begrijpt de invloeden vam de mens op een landschap.
Je begrijpt wat landdegradatie, bodemerosie, verwoestijning en verzilting is.
Slide 4 - Tekstslide
Welke van onderstaande rampen zijn milieurampen?
A
Lek van een oliepijpleiding op zee
B
Orkaan
C
Aardbeving
D
Bosbranden in Brazilië
Slide 5 - Quizvraag
Welke van onderstaande rampen zijn natuurrampen?
A
Lek van een oliepijpleiding op zee
B
Orkaan
C
Aardbeving
D
Bosbranden in Brazilië
Slide 6 - Quizvraag
Zoek op internet een voorbeeld van een milieuramp
Slide 7 - Open vraag
Wat is het verschil tussen een natuurramp en een milieuramp?
Slide 8 - Open vraag
Invloed van de mens
Er wordt meer geproduceert in de landbouw dan dat er vraag naar is.
Waarom is er nog altijd ruimte nodig dan?
Slide 9 - Tekstslide
Bevolkingsdruk
3 gevolgen:
- Meer vee nodig --> overbeweiding.
- Minder tijd voor de akkers om braak te liggen.
- Gebruik van hout zorgt voor bodemerosie.
Slide 10 - Tekstslide
Klimaatverandering
Slide 11 - Tekstslide
Landdegradatie
Achteruitgang van de kwaliteit van het landschap.
Dit kan ontstaan door overbeweiding, waardoor uiteindelijk verwoestijning kan ontstaan.
Slide 12 - Tekstslide
Bodemerosie
Twee soorten:
Door water.
Door wind.
Slide 13 - Tekstslide
Bodemerosie
Een van vorm landdegradatie is bodemerosie.
Hierdoor verdwijnt de bovenste verweringslaag van de bodem, deze laag is onmisbaar voor plantengroei.
Slide 14 - Tekstslide
Bodemerosie
Door het weghalen van de plantengroei kan het water meer eroderen in het landschap.
Dit zien we veel terug in gebieden waar veel regen valt. (Af, Aw, BS, Cw)
Slide 15 - Tekstslide
Bodemerosie door water
Slide 16 - Tekstslide
Meer zand
Verwoestijning zien we terug in aride en semiaride gebieden.
In deze gebieden is de flora en fauna aangepast aan de droogte.
Hier moet de mens rekening mee houden, anders --> verwoestijning.
Slide 17 - Tekstslide
Meer zout
Slechte irrigatie zorgt voor verzilting van de bodem.
Het zoutgehalte neemt dan teveel toe in de bodem.
Dit kan men tegenhouden door drainage.
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Duurzaam landgebruik
(terassen)
Druppel irrigatie
Slide 20 - Tekstslide
Positieve terugkoppeling
Ontdooide permafrost gebieden zijn een bron van methaan (CH4)
Methaan is gevoelig voor warmte.
meer warmte is dus meer methaan
Meer methaan is een sterker broeikaseffect.
Dit noemen we een positieve terugkoppeling
Slide 21 - Tekstslide
Leg met behulp van het begrip hoge luchtdruk uit hoe het kan dat op 30 graden NB en ZB vaak aride gebieden voorkomen.
Slide 22 - Open vraag
Verklaar hoe het kan dat de mens ervoor kan zorgen dat een akker verzilt.
Slide 23 - Open vraag
Verklaar hoe het kan dat er meer verwoestijning zal ontstaat wanneer de bevolkingsdruk toeneemt.