14-09 Herhaling & oefenen & reading

Welcome
  • Sit quietly in your seat.
  • We respect and listen to each other.
  • You need your chromebook, English book, notebook & pen

  • And......a postive attitude to learn!
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welcome
  • Sit quietly in your seat.
  • We respect and listen to each other.
  • You need your chromebook, English book, notebook & pen

  • And......a postive attitude to learn!

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk check
  • Vorige les persoonlijke voornaamwoorden
Wat zijn dat?
Welke pv. zet je voor en na het werkwoord?
  • Huiswerk voor vandaag:
Opgave I 56, 57, 58, 59b &c blz. 76
Vocabulary: Themewords, A, C, F & G blz 82

Slide 2 - Tekstslide

corre

By the end of this class:
  1. You can use present simple correctly.
  2. You can use personal pronouns and question words correctly.

Slide 3 - Tekstslide

  1. Huiswerk nakijken
  2. Persoonlijke voornaamwoord en vraaagwoorden 
  3. Present simple herhaling
  4.  oefenen, oefenen & oefenen
  5. Zelfstandigwerken

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling 
Goed opletten!
Iedereen stil en actief luisteren.

  • Persoonlijke voornaamwoord
  • Vraagwoorden
  • Present simple

Slide 5 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden
  • Gerbruik voor mensen dieren en dingen.
  • It gebruiken voor dingen: 
          voorbeeld: The car is red. It is red.

Slide 6 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoord
wanneer gebruik je...?
voorbeeld:
Voor het werkwoord (verb):
I, you, he, she, it, we, you , they.
He likes me.
Do you like him?

Na het werkwoord (verb):
me, you, him, her, it, us, you, them.
I am talking to her.

Slide 7 - Tekstslide

Vraagwoorden
  • Gebruik: om vragen te stellen.
  • Je zet vraagwoorden aan het begin van de zin.
  • Ze beginnen met wh of h.


Slide 8 - Tekstslide

Vraagwoorden
What is your name?                       Why are you angry?                
When is your birthday?                Where are the toilets?        
Who is that girl?                               How are you?

Which colour is your favorite, red or blue? (je weet welke opties)
What is your favorite colour? (je weet niet wat de opties zijn)









Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

                   (To) be (zijn):        (To) have (hebben):
I
am     / I'm
have       / I've
You
are    / you're
have      / you've
He
is       / he's
has        / he's
She
is       / she's
has       / she's
It
is       / it's
has       / It's
We
are   / we're
have    / we've
They
are  / they're
have    / they've

Slide 11 - Tekstslide


Login op LessonUp met de code:
  • Gebruik je eigen naam

  • Antwoorden klassikaal bespreken
Tijd: 1 minuut
timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide


Wat is de present simple?
A
Verleden tijd
B
Tegenwoordige tijd
C
Toekomst

Slide 13 - Quizvraag

Present Simple:
Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Bij feiten, gewoontes en dingen die regelmatig gebeuren.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer je het hebt over iets wat je wilt gaan doen.
D
Als je verteld over iets wat je is overkomen.

Slide 14 - Quizvraag

Choose the sentence that is in the present Simple.
A
Jim travel to work four times a week.
B
Jim travelled to work four times a week.
C
Jim travels to work four times a week.
D
He has travelled to work.

Slide 15 - Quizvraag

Choose the sentence that is in the present Simple.
A
Lucy and her brother lives in London.
B
Lucy and her brother lived in London.
C
Lucy and her brother is living in London.
D
Lucy and her brother live in London.

Slide 16 - Quizvraag

Present simple
He ..... (to try) to be relaxed.
A
try
B
tries
C
trys
D
try's

Slide 17 - Quizvraag

Present simple
He always ..... (catch) the train.
A
catch
B
catch's
C
catches
D
catching

Slide 18 - Quizvraag

Present simple
She _____ (enjoy) playing the piano.
A
enjoys
B
enjoies
C
enjoyed
D
enjoy's

Slide 19 - Quizvraag

Present simple
It ___ (mix) the sand and the water.
A
mix
B
mixes
C
mixs
D
mix's

Slide 20 - Quizvraag

Choose the correct pronoun.
(The chair) is brown.
A
It
B
He
C
Him
D
They

Slide 21 - Quizvraag

Choose the correct pronoun.
Kyle and I are going to a party.
A
They
B
He
C
We
D
I

Slide 22 - Quizvraag

Choose the correct pronoun.
My mother is a teacher.
A
Her
B
She
C
It
D
You

Slide 23 - Quizvraag

Choose the correct pronoun.
The girls are playing in the garden. _____ look very happy.
A
She
B
We
C
They
D
You

Slide 24 - Quizvraag

Choose the correct pronoun.
Where is Joe? I have not seen ____.
A
he
B
her
C
him
D
I

Slide 25 - Quizvraag

Choose the correct pronoun.
We are going shopping. Do you want to come with ____.
A
them
B
him
C
me
D
us

Slide 26 - Quizvraag

Vraagwoorden komen aan het begin, midden of eind van een zin?
A
midden
B
eind
C
begin

Slide 27 - Quizvraag

Choose the correct question word.
________ sits next to Frank? Clara.
A
Who
B
What
C
Which
D
How

Slide 28 - Quizvraag

Choose the correct question word.
_____ does the boy come from? He's from Newcastle.
A
How
B
Why
C
Where
D
Which

Slide 29 - Quizvraag

Choose the correct question word.
_____ old are her children? They are seven and ten.
A
How
B
When
C
Which
D
What

Slide 30 - Quizvraag

Choose the correct question word.
_____ is Peter's birthday? In April, I think.
A
How
B
Which
C
When
D
What

Slide 31 - Quizvraag

Choose the correct question word.
_____ fastfood is your favourite, Burger King or McDonald's?
A
What
B
Which
C
When
D
How

Slide 32 - Quizvraag

Wat: GS opgave 1 t/m 5 blz. 44
           B opgave 12, 14, 15 (fluistertoon) & 17 blz. 48
           E opgave 30 t/m 33 blz 60
           Vocabulary leren blz 82 & 83
Hoe: individueel (stil)
           duo's: antwoord vergelijken, elkaar uitleggen (fluistertoon)
Hulp: boek, docent



Slide 33 - Tekstslide

Afsluiting
  • Class recap (herhaling)
  • What did you learn today?
  • Homework (huiswerk): 
19 sept: Oefentoets
Hfd 1 grammatica &  vocabulary Themewords, A, C, F & G leren.
  • Toets hfd 1 : week 39- 26 september 
  •  Next class (volgende les): Oefentoets



                                                               

Slide 34 - Tekstslide