Week 5/6: Spelling doubling of consonants

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Zet het bijvoeglijke naamwoord (hip) in de vergrotende en de overtreffende trap. (+er en +est)

Slide 10 - Open vraag

Zet het bijvoeglijke naamwoord (cool) in de vergrotende en de overtreffende trap. (+er en +est)

Slide 11 - Open vraag

Zet het bijvoeglijke naamwoord (new) in de vergrotende en de overtreffende trap. (+er en +est)

Slide 12 - Open vraag

Zet het bijvoeglijke naamwoord (weak) in de vergrotende en de overtreffende trap. (+er en +est)

Slide 13 - Open vraag

Zet het werkwoord (to mix) in de verleden tijd en geef de ing-vorm. (+ed en +ing)

Slide 14 - Open vraag

Zet het werkwoord (to chat) in de verleden tijd en geef de ing-vorm. (+ed en +ing)

Slide 15 - Open vraag

Zet het werkwoord (to admit) in de verleden tijd en geef de ing-vorm. (+ed en +ing)

Slide 16 - Open vraag

Zet het werkwoord (to look) in de verleden tijd en geef de ing-vorm. (+ed en +ing)

Slide 17 - Open vraag