21. reflectie en vragen

PLANNING VAN DEZE LES
1.  Werkwoordspelling: de drie stappen
2.  Overzicht Schrijfdossier
3.  Het slot/de reflectie/de evaluatie
4.  De opdracht
5.   De volgende keer

NB Deadline StartUp 25 mei (Linde, Tess, Quinthe, Jona, Dieuwertje, Bram)

LESDOELEN
- je weet waar je op moet letten bij een reflectie

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nederlands LessonUpMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

PLANNING VAN DEZE LES
1.  Werkwoordspelling: de drie stappen
2.  Overzicht Schrijfdossier
3.  Het slot/de reflectie/de evaluatie
4.  De opdracht
5.   De volgende keer

NB Deadline StartUp 25 mei (Linde, Tess, Quinthe, Jona, Dieuwertje, Bram)

LESDOELEN
- je weet waar je op moet letten bij een reflectie

Slide 1 - Tekstslide

Wat onder werkwoordspelling valt:
persoonsvorm tegenwoordige tijd:   nu werk ik 
persoonsvorm verleden tijd:                   vroeger werkte zij
voltooid deelwoord:                                  hij heeft daar gewerkt
onvoltooid deelwoord:                             werkend knikte ik
gebiedende wijs:                                       werk ze!
bijvoeglijk naamwoord:                           de werkende student

Slide 2 - Tekstslide

STAP 1
Wat doe je eerst bij werkwoordspelling? 

Stap 1: je zet de zin in een andere tijd om de pv te vinden. 
- het is het enige woord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet
- het is altijd een werkwoord
- let op scheidbare werkwoorden
                                                       Volgende slide: quizvragen hierover

Slide 3 - Tekstslide

STAP 1
Wat doe je eerst bij werkwoordspelling? 

Stap 1: je zet de zin in een andere tijd en vindt daardoor de pv.
- het enige woord dat verandert
- altijd een werkwoord
- dat werkwoord kan scheidbaar zijn! 

                                                       Volgende slide: quizvragen hierover

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in:

De ambtenaar dient de aanvraag in

Slide 5 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in:

Het formulier wordt geüpload

Slide 6 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in:

Het is een brave hond

Slide 7 - Open vraag

Antwoorden
De ambtenaar dient de aanvraag in ► de pv is: 
  • dient in

Het formulier wordt geüpload ► de pv is: 
  • wordt

Zij viert morgen haar verjaardag ► de pv is:   
  • viert

Slide 8 - Tekstslide

STAP 2
(stap 1) Je zet de zin in een andere tijd om de pv te vinden. 


Stap 2: je zoekt het hele werkwoord (het infinitief) van de pv.
Let op scheidbare werkwoorden (indienen, bijvoeren, opletten)
                 
                                                       Volgende slide: quizvragen hierover



Slide 9 - Tekstslide

Wat is het hele werkwoord van de pv:

Ze kijkt naar buiten

Slide 10 - Open vraag

Wat is het hele werkwoord van de pv:

Morgen wordt hij 19 jaar

Slide 11 - Open vraag

Wat is het hele werkwoord van de pv:

Hij luistert naar de radio

Slide 12 - Open vraag

Antwoorden
Ze kijkt naar buiten ► het hele ww van de pv is: 
  • kijken

Morgen wordt hij 19 jaar ► het hele ww van de pv is: 
  • worden

Hij luistert naar de radio ► het hele ww van de pv:  
  • luisteren

Slide 13 - Tekstslide

STAP 3
(stap 1) Je zet de zin in een andere tijd om de pv te vinden. 
(stap 2) Je zoekt het hele werkwoord, het infinitief, van de pv.

Stap 3: je haalt -en van het hele werkwoord van de pv af. Nu heb je de stam van het werkwoord van de persoonsvorm. Dat is je basis. 

                                               Volgende slide: quizvragen over de stam








Slide 14 - Tekstslide

Wat is de stam van de persoonsvorm in:

Jullie begrijpen werkwoordspelling

Slide 15 - Open vraag

Wat is de stam van de persoonsvorm in:

Een componist componeert

Slide 16 - Open vraag

Wat is de stam van de persoonsvorm in:

De kat zit in de tuin

Slide 17 - Open vraag

Antwoorden
Jullie begrijpen werkwoordspelling ► de stam van de pv is: 
  • begrijp (-en)  De ik-vorm is ...

Een componist componeert ► de stam van de pv is: 
  • componer (-en) De ik-vorm is ...

De kat zit in de tuin ►de stam van de pv is: 
  • zitt (-en) De ik-vorm is ...

Slide 18 - Tekstslide

ONTHOUDEN
(stap 1) Je zet de zin in een andere tijd om de pv te vinden. 
(stap 2) Je zoekt het hele werkwoord, het infinitief, van de pv.
(stap 3) Je haalt -en van het hele werkwoord van de pv af. Nu heb je de stam van het werkwoord. 

Onthoud dat het Nederlands gebaseerd is op klanken: 
Kijken- de stam 'kijk' is hetzelfde als de ik-vorm: kijk
Blijven - de stam 'blijv' wordt de ik-vorm blijf
Worden - de stam 'word' is hetzelfde als de ik-vorm: word.








Slide 19 - Tekstslide

2. OVERZICHT SCHRIJFDOSSIER
dinsdag 2 april: de reflectie. Je rondt opdrachten af, controleert jouw dossier met behulp van opdracht 8 en daarna kan je jouw Schrijfdossier via CumLaude uploaden. 

Deadline 2 april 24:00 uur.


Slide 20 - Tekstslide

3. DE REFLECTIE (HET SLOT)
Het slot heeft een eigen alinea, in een verslag wordt dat een eigen pagina.

Je schrijft hier een sociaal wenselijk antwoord:
- veel geleerd
- de toekomst

Dit uur besteden we aan het schrijven van de reflectie. Heb je een vraag over een van de opdrachten, ik ben er nu. 

Slide 21 - Tekstslide

4. DE VOLGENDE KEER
... starten we met Bouwsteen 4: samenhang. 

Slide 22 - Tekstslide

EINDE VAN DE LES

Slide 23 - Tekstslide

BOUWSTEEN 3: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 8; opgaven 13, 14; opgaven 16 t/m 18.

2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 9; opgave 12; opgaven 23 t/m 27 en
opgaven 29 t/m 32. 

Woordenschat: bouwsteen 3 Inleiding, kern en slot
Tussentoets (niet oud)


Slide 24 - Tekstslide

BOUWSTEEN 4: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 9; opgave 11 t/m 19.
Schrijven: opgaven 1 t/m 3. 

2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
Lezen en luisteren, maken: opgave 1 t/m 10; opgaven 24 t/m 27; 31 t/m 37.
Schrijven: opgaven 1 t/m 8; 10; 15 t/m 19

Woordenschat: bouwsteen 4 Samenhang
Tussentoets (niet oud)

Slide 25 - Tekstslide

BOUWSTEEN 5: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 17; 28 en 29; 32 t/m 47.

2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 14; opgaven 22 en 23; opgaven 25 en 26; opgaven 35 t/m 38; opgaven 40 en 41; opgaven 43 t/m 48. 

Woordenschat: bouwsteen 5 Hoofd- en bijzaken
Tussentoets (niet oud)

Slide 26 - Tekstslide

BOUWSTEEN 6: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 17; 28 en 29; 32 t/m 47.

2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 14; opgaven 22 en 23; opgaven 25 en 26; opgaven 35 t/m 38; opgaven 40 en 41; opgaven 43 t/m 48. 

Woordenschat: bouwsteen 6 Argumenteren
Tussentoets (niet oud)

Slide 27 - Tekstslide