19 zakelijke e-mail

PLANNING VAN DEZE LES
1.  Werkwoordspelling: de drie stappen (log maar in)
2.  Overzicht Schrijfdossier
3.  De zakelijke e-mail
4.  De opdracht
5.   De volgende keer


LESDOELEN
- je kent de taalconventies van een zakelijke e-mail
- je weet waar '5 W's en 1 H' voor staat
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nederlands LessonUpMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

PLANNING VAN DEZE LES
1.  Werkwoordspelling: de drie stappen (log maar in)
2.  Overzicht Schrijfdossier
3.  De zakelijke e-mail
4.  De opdracht
5.   De volgende keer


LESDOELEN
- je kent de taalconventies van een zakelijke e-mail
- je weet waar '5 W's en 1 H' voor staat

Slide 1 - Tekstslide

Wat onder werkwoordspelling valt:
persoonsvorm tegenwoordige tijd:   nu weet ik het
persoonsvorm verleden tijd:                   vroeger wist ik het
voltooid deelwoord:                                  ik heb het geweten
onvoltooid deelwoord:                             wetend knikte ik
gebiedende wijs:                                       weet dat dan!
bijvoeglijk naamwoord:                           de wetende student

Slide 2 - Tekstslide

STAP 1
Wat doe je eerst bij werkwoordspelling? 

Stap 1: je zet de zin in een andere tijd en vindt daardoor de ... 




                                                       Volgende slide: quizvragen hierover

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in:

Henk houdt ook van bloemen

Slide 4 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in:

Samantha kijkt naar hem uit

Slide 5 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in:

Henk wordt langzaam maar zeker gek

Slide 6 - Open vraag

Antwoorden
Henk houdt ook van bloemen ► de pv is: 
  • houdt

Samantha kijkt naar hem uit ► de pv is: 
  • kijkt uit

Henk wordt langzaam maar zeker gek ► de pv is:   
  • wordt

Slide 7 - Tekstslide

STAP 2
(stap 1) Je zet de zin in een andere tijd om de pv te vinden. 


Stap 2: je zoekt het hele werkwoord (het infinitief) van de pv.

Let op scheidbare werkwoorden (indienen, bijvoeren, opletten)
                 
                                                       Volgende slide: quizvragen hierover



Slide 8 - Tekstslide

Wat is het hele werkwoord van de pv:

Henk houdt ook van bloemen

Slide 9 - Open vraag

Wat is het hele werkwoord van de pv:

Samantha kijkt naar hem uit

Slide 10 - Open vraag

Wat is het hele werkwoord van de pv:

Henk wordt langzaam maar zeker gek

Slide 11 - Open vraag

Antwoorden
Henk houdt ook van bloemen ► het hele ww van de pv is: 
  • houden

Samantha kijkt naar hem uit ► het hele ww van de pv is: 
  • uitkijken

Henk wordt langzaam maar zeker gek ► het hele ww van de pv:  
  • worden

Slide 12 - Tekstslide

STAP 3
(stap 1) Je zet de zin in een andere tijd om de pv te vinden. 
(stap 2) Je zoekt het hele werkwoord, het infinitief, van de pv.

Stap 3: je haalt -en van het infinitief af. Nu heb je de stam van het werkwoord van de persoonsvorm. Dat is je basis. 


                                               Volgende slide: quizvragen over de stam








Slide 13 - Tekstslide

Wat is de stam van de persoonsvorm in:

Henk houdt ook van bloemen

Slide 14 - Open vraag

Wat is de stam van de persoonsvorm in:

Samantha kijkt naar hem uit

Slide 15 - Open vraag

Wat is de stam van de persoonsvorm in:

Henk wordt langzaam maar zeker gek

Slide 16 - Open vraag

Antwoorden
Henk houdt ook van bloemen ► de stam van de pv is: 
  • houd (-en)

Samantha kijkt naar hem uit ► de stam van de pv is: 
  • uitkijk (-en)

Henk wordt langzaam maar zeker gek ► de stam van de pv is:
  • word (-en)

Slide 17 - Tekstslide

ONTHOUDEN
(stap 1) Je zet de zin in een andere tijd om de pv te vinden. 
(stap 2) Je zoekt het hele werkwoord, het infinitief, van de pv.
(stap 3) Je haalt -en van het hele werkwoord van de pv af. 
► Nu heb je de stam van het werkwoord vd pv. Dat is je basis. 

Onthoud ook dat het Nederlands gebaseerd is op klanken: 
Plakken - de stam plakk wordt de ik-vorm plak. 
Leven - de stam lev wordt de ik-vorm leef








Slide 18 - Tekstslide

2. OVERZICHT SCHRIJFDOSSIER
 dinsdag 12 maart: het formulier en een begeleidende e-mail
► dinsdag 19 maart: het formulier en een begeleidende e-mail

dinsdag 26 maart: het betoog
dinsdag 2 april: de reflectie. Je rondt opdrachten af, controleert jouw dossier met behulp van opdracht 8 en daarna kan je jouw Schrijfdossier via CumLaude uploaden.

Deadline 2 april 24:00 uur.


Slide 19 - Tekstslide

3. DE ZAKELIJKE E-MAIL

De toon is formeel. Je moet wat van de doelgroep. 


Het onderwerp zet je in de onderwerpsregel


- aanhef,


inleiding, kern en slot 


- afsluiting,

Jouw voor- en achternaam



Slide 20 - Tekstslide

INLEIDING
- Je stelt jezelf voor. 
- Schrijf indien relevant, jouw rol (positie). 
- Zet in je e-mail in het kort waarom je schrijft. 



Slide 21 - Tekstslide

KERN
alinea 1 - Bij een klacht geef je in de tweede alinea de grote lijnen aan: die datum, dat product/die dienst. Heb je te maken gehad met een medewerker van het bedrijf? Noemen. Het is handig dat je altijd vraagt naar de naam. 

alinea 2 - Je omschrijft jouw klacht of vraag. Dit had je verwacht.


- Bij een vraag of aanbod wil je ook iets van de doelgroep. Geef in de tweede alinea aan waar het om gaat en wat je wilt dat de lezer doet. 





Slide 22 - Tekstslide

SLOT
slotalinea - Bij een klacht schrijf je over jouw verwachting (bijvoorbeeld geld terug).

slotalinea - Bij een vraag of aanbod heb je het over de verbetering van een dienst of product. 


afsluiting - 'Sluit passend af': in geval van het voorbeeld in het Schrijfdossier, ben je medewerker bij 'De Blije Koe'.  

Slide 23 - Tekstslide

Wat is jouw aanhef bij een zakelijke e-mail?
(twee antwoorden zijn goed)
A
Geachte heer/mevrouw,
B
Geachte Heer, Mevrouw,
C
Beste heer, mevrouw,
D
Beste Heer, Mevrouw,

Slide 24 - Quizvraag

Wat klopt NIET
A
In de inleiding stel je jezelf voor
B
In de kern werk je jouw klacht uit
C
In de inleiding schrijf je de gevolgen van jouw klacht
D
In het slot leg je uit wat jouw verwachting is

Slide 25 - Quizvraag

TIPS
- Lees je tekst altijd na, voordat je de e-mail verstuurt.
- Klopt het e-mailadres? 
- Wees altijd beleefd en respectvol in je communicatie: je wilt wat van de ander!
- Houd je tekst kort en bondig.

Slide 26 - Tekstslide

4. DE OPDRACHT
Kopieer het formulier (zie Schrijfdossier) in jouw eigen Schrijfdossier, vul het in en schrijf een begeleidende, zakelijke e-mail. 

Neem beide schrijfproducten op onder opdracht 5 in je Schrijfdossier.  

Slide 27 - Tekstslide

5. DE VOLGENDE KEER
... gaat over opdracht 6: het betoog.

Slide 28 - Tekstslide

EINDE VAN DE LES

Slide 29 - Tekstslide

BOUWSTEEN 3: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 8; opgaven 13, 14; opgaven 16 t/m 18.

2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 9; opgave 12; opgaven 23 t/m 27 en
opgaven 29 t/m 32. 

Woordenschat: bouwsteen 3 Inleiding, kern en slot
Tussentoets (niet oud)


Slide 30 - Tekstslide

BOUWSTEEN 4: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 9; opgave 11 t/m 19.
Schrijven: opgaven 1 t/m 3. 

2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
Lezen en luisteren, maken: opgave 1 t/m 10; opgaven 24 t/m 27; 31 t/m 37.
Schrijven: opgaven 1 t/m 8; 10; 15 t/m 19

Woordenschat: bouwsteen 4 Samenhang
Tussentoets (niet oud)

Slide 31 - Tekstslide

BOUWSTEEN 5: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 17; 28 en 29; 32 t/m 47.

2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 14; opgaven 22 en 23; opgaven 25 en 26; opgaven 35 t/m 38; opgaven 40 en 41; opgaven 43 t/m 48. 

Woordenschat: bouwsteen 5 Hoofd- en bijzaken
Tussentoets (niet oud)

Slide 32 - Tekstslide

BOUWSTEEN 6: TAALBLOKKEN
3F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
► Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 17; 28 en 29; 32 t/m 47.

2F Voorbeeld & theorie, leesleer de theorie (pg 3) en maak alle opdrachten.
Lezen en luisteren, maken: opgaven 1 t/m 14; opgaven 22 en 23; opgaven 25 en 26; opgaven 35 t/m 38; opgaven 40 en 41; opgaven 43 t/m 48. 

Woordenschat: bouwsteen 6 Argumenteren
Tussentoets (niet oud)

Slide 33 - Tekstslide