Beeldspraak

Beeldspraak
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Beeldspraak

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Leerdoel: aan het einde van deze les kun je uitleggen wat metaforen en personificaties zijn.
- terugblik
- introductie
- uitleg
- aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Welk stijlfiguur herken je in de volgende zin:
De term van de Franse Revolutie was: vrijheid, gelijkheid en broederschap.
A
opsomming van drieën
B
drieslag
C
enumeratio
D
hyperbool

Slide 3 - Quizvraag

Welke morfemen herken je in het volgende woord:
plantenpotje

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Video

Metaforen
Een metafoor is een vorm van beeldspraak, waarbij het beeld een object vervangt:

Stel dat je een kop vieze koffie aan het drinken bent, dan kun je zeggen:
Ik zit vieze koffie te drinken.


Als je er een metafoor van maakt, geef je koffie een naam die eigenlijk bij een ander soort viezigheid hoort.
Ik zit een bak rioolwater te drinken. 

de koffie is dan het object: het is er in werkelijkheid
het beeld is een bak rioolwater.

Slide 6 - Tekstslide

Personificatie
personificatie is een andere vorm van beeldspraak, waarbij iets wat niet menselijk is, menselijke eigenschappen krijgt.

De bomen wiegen in de wind.
De zon lacht me vrolijk toe.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het object in de volgende zin:
De tuin snakt naar regen.
A
de tuin
B
snakt
C
regen

Slide 8 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met:
In de herfst van zijn leven schreef de filmacteur een autobiografie

Slide 9 - Open vraag

Wat wordt er bedoeld met:
Mijn mobiel slaapt nooit.

Slide 10 - Open vraag

In oefenen
klassikaal 
opdracht 1 zin a 
opdracht 2 zin a 

bladzijde 98

Slide 11 - Tekstslide

Wat ga je doen?
Schrijf een tekst van ongeveer 200 woorden, waarbij je gebruik maakt van minstens twee stijlfiguren (kies uit: enumeratio, opsomming van drieën, drieslag, hyperbool, understatement of antithese) en waarin je minstens één metafoor of personificatie verwerkt.

In de tekst ga je mij gaat proberen te overtuigen dat school standaard een uur later moet beginnen.
 
Klaar?
maak opdracht 3 (ook huiswerk)
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoel
aan het einde van deze les kun je uitleggen wat metaforen en personificaties zijn.
Controlevraag
bedenk een metafoor met het woord wortels.

Slide 13 - Tekstslide