TW2 H8, H10 zoutmodule en 11.3

oefenen TW2
H8, H10-zoutmodule en 11.3
&
Significantie
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

oefenen TW2
H8, H10-zoutmodule en 11.3
&
Significantie

Slide 1 - Tekstslide

hoofdstuk 8
"schoon"

Slide 2 - Tekstslide

Waarvoor dient water bij het wassen van kleding? Kies 1 uit maar 2 zijn er goed
A
als emulgator
B
als oplosmiddel
C
als spoelmiddel

Slide 3 - Quizvraag

Zinkzalf is een veelgebruikt middel tegen rode babybilletjes. Zinkzalf sluit de huid af tegen vocht. Zinkzalf is een wit mengsel van olie met zinkoxidepoeder.
Welke van de volgende twee beweringen is juist?
I Zinkzalf is een emulgator
II Zinkzalf is hydrofiel
A
alleen I is juist
B
alleen II is juist
C
beide juist
D
beide onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Als een verpleegkundige zinkzalf op zijn handen heeft, kan hij die er niet gemakkelijk van afwassen. Welk van onderstaande mogelijkheden kan hij het beste doen?
1 De handen eerst nat maken met heet water
2 de handen inwrijven met vloeibare zeep
3 de handen afspoelen met koud water
4 De handen afspoelen met warm water
A
1,2
B
2,4
C
3,4
D
1,3

Slide 5 - Quizvraag

Hoe noem je het afwasmiddel?
A
Emulsie
B
Emulgator

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heet een mengsel van water, vet en afwasmiddel
A
emulsie
B
emulgator

Slide 7 - Quizvraag

Hieronder staat een schematische tekening van de hulpstof. Geef aan welk deel hydrofiel en welk deel hydrofoob is.
A
rode "kop" = hydrofiel grijze "staart" = hydrofoob
B
rode "kop" = hydrofoob grijze "staart" = hydrofiel

Slide 8 - Quizvraag

Een oplossing kleurt rood lakmoespapier blauw, de oplossing is dus basisch.
Welke zuurgraad kan deze oplossing hebben?
A
2
B
3
C
6
D
8

Slide 9 - Quizvraag

Een zuur heeft een pH waarde van?
A
meer dan 7
B
minder dan 7
C
meer dan 9
D
meer dan 14

Slide 10 - Quizvraag

Welke stof is zuurder?
Cola met een pH van 2,8 of sinas met een pH van 3,3?
A
cola
B
sinas

Slide 11 - Quizvraag

significantie
reken uit
2,4 x 3,225

Slide 12 - Open vraag

hoofdstuk 10 zoutmodule

Slide 13 - Tekstslide

namen van zouten
1 eerst metaal en dan de andere stof benoemen
bv FeNO3: ijzernitraat
NH4F: ammoniumfluoride
MgCl2: magnesiumchloride

Slide 14 - Tekstslide

namen van zouten
geef de namen van
1: NH4Cl
2: FeF2

Slide 15 - Open vraag

Geef de naam van het zout dat de formule heeft.
CaI2

Slide 16 - Open vraag

geef de molecuulformule van
koperchloride

Slide 17 - Open vraag

geef de molecuulformule van
kaliumsulfide

Slide 18 - Open vraag

zilveroxide wordt opgelost in water. geef de oplosvergelijking

Slide 19 - Open vraag