HV1 wo 26 jan - 2

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?
  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen (ja, een potlood mag ook)
  • Je eigen leesboek
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?
  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen (ja, een potlood mag ook)
  • Je eigen leesboek

Slide 1 - Tekstslide

P. 104
Wat gaan we vandaag doen?

  • We lezen uit Alaska
  • Herhaling lesstof voor de toets
  • We maken een oefentoets

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


We lezen
Alaska

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zit het? i, ie of y

Je schrijft 'i' in de volgende gevallen:

  • de maanden van het jaar, januari, juli
  • woorden uit het Latijn, academici, misici
  • bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -isch, alfabetisch, logisch

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zit het? i, ie of y
Wanneer schrijf je i, ie of y?
Er zijn helaas geen standaard regels, maar je schrijft 'ie' als:
  • de ie-klank in een gesloten lettergreep zit.
    Een gesloten lettergreep is een lettergreep die eindigt op een of meerdere medeklinker(s). mier, fiets.
  • de ie-klank in een open lettergreep zit, waar de klemtoon op valt.
    rivieren, liegen.
  • een woord eindigt op een ie-klank. knie, vakantie.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zit het? i, ie of y

Je schrijft 'y' in de volgende gevallen:

  • bij woorden met een Griekse oorsprong, hypotheek, cyclus
  • bij woorden die we uit het Engels hebben overgenomen. baby, hobby

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zit het? i, ie of y

  • Wil je ook een toastje met br.......

  • In januar.... sneeuwt het soms

  • Mijn lievelingsvak op school is g....mnast.....k 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling
Zinnen kunnen gekoppeld zijn door een verbindingswoord
Het woord verbind de twee stukken. 
- Freek zet zijn mobieltje uit, omdat hij niet gestoord wil worden.
Voorbeelden van verbindingswoorden zijn:
  • en
  • of
  • maar


  • want
  • omdat
  • doordat 
  • mits
  • tenzij
  • als 
  • terwijl
  • voordat
  • totdat 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling
Hoofdletters en leestekens gebruik je om een tekst beter leesbaar te maken. 

Hoofdletter: 
  • aan begin van de zin. Het is koud vandaag. 
  • bij namen. Josias. 
  • bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid. Noord-Brabantse.

Geen hoofdletter bij dagen, maanden, seizoenen en windstreken.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling
Hoofdletters en leestekens gebruik je om een tekst beter leesbaar te maken. 

  • zin eindigt met een punt, vraagteken of uitroepteken
  • tussen twee persoonsvormen komt een komma.
    Als je goed kijkt, zie je een regenboog.
  • voor een verbindingswoord komt een komma
    Hij heeft er weinig zin in, omdat hij moet plassen. 
Geen komma voor en en of.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling
Een werkwoord heeft verschillende vormen.
Een daarvan is de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Je gaat uit van de ik-vorm.

Hoe vind je de ik-vorm?
Van het hele werkwoord (=infinitief) laat je -en weg. 
gooien  -> gooi                   (= stam)

Soms moet je dan een letter toevoegen of weglaten. Of er veranderd een letter. 
lopen -> loop                                                                           kiezen -> kies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling
Zo schrijf je de PV in tegenwoordige tijd:
  • Ik of jij/ je achter de PV:
    alleen de ik-vorm. Ik gooi.
  • In alle andere gevallen in het enkelvoud:
    ik-vorm + t. Hij gooit.
  • In het meervoud:
    het hele werkwoord. Wij gooien.
Tip! Komt er een 't bij?
Probeer 
loop/ smurf/ ....

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling
Verwijzen naar de- en het-woorden, of het woordgeslacht:
Een zelfstandig naamwoord is een de- of een het-woord
  • De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk
    De appel (m) = mannelijk. De bibliotheek (v) = vrouwelijk
  • Het-woorden zijn onzijdig
    Het geluk (o) = onzijdig
Let op: verkleinwoorden zijn altijd onzijdig: het tafeltje, het dekentje. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling
Je gebruikt de verwijswoorden deze en die voor
mannelijk en vrouwelijke woorden:
  • de appel, deze appel, die appel
  • de bibliotheek, deze bibliotheek, die bibliotheek
De verwijswoorden dit en dat voor onzijdige woorden:
  • het geluk, dit geluk, dat geluk
  • het tafeltje, dit tafeltje, dat tafeltje

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling
Een woordenboek kun je gebruiken voor:
  • moeilijke Nederlandse woorden, distantiëren
  • woorden uit andere talen, überhaupt
  • woorden met een hoofdletter (of juist niet), Pasen, april
  • werkwoordsvormen. timen - timede - getimed
  • meervoud van zelfstandige naamwoorden, categorie - categorieën 
  • trappen van vergelijking, chic - chiquer - chicst
  • verkleinwoorden, baby - baby'tje                    
  • bijvoeglijke naamwoorden, officiële                                                   

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling
Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank in de verleden tijd. Je schrijft deze zo:
  • Enkelvoud: ik-vorm tt + de of televen - leefde, werken - werkte
  • Meervoud: ik-vorm tt + den of ten, leven - leefden, werken - werkten

Wanneer -te(n) of -de(n) ?
Je kijkt naar de laatste letter van de stam van het werkwoord.
Is dit een medeklinker uit 't ex-fokschaap?
Dan schrijf je -te(n). Zo niet, is het -d(en)



Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Wat? Je maakt de oefentoets 
Hoe? Je mag zachtjes overleggen. Te luid? Dan werken we in stilte.
Hulp? Vraag je buurman of buurvrouw. Lukt het niet, steek je hand op, dan kom ik bij je.
Tijd? 10 minuten.
Wat heb je geleerd? Alle stof van de afgelopen tijd wordt herhaald. 
Klaar? Dan steek je je hand op. 
                                                           

timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb ik geleerd?
We hebben de lesstof voor de toets nogmaals besproken

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb ik geleerd?
We hebben de lesstof voor de toets nogmaals besproken

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies