HA1g grammatica 26-2

HA1g......welkom!

pak je leesboek, Nederlandse boek en schrift

zoek in je Bijbel Spreuken 2: 1 tm 9
hoofd: zoek actief naar wijsheid
hart: verbind je levensstijl met wijsheid
handen: bid en werk zoals het hoort
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

HA1g......welkom!

pak je leesboek, Nederlandse boek en schrift

zoek in je Bijbel Spreuken 2: 1 tm 9
hoofd: zoek actief naar wijsheid
hart: verbind je levensstijl met wijsheid
handen: bid en werk zoals het hoort

Slide 1 - Tekstslide

deze les....
  • lezen uit je boek
  • uitleg lijdend voorwerp
  • Tijd voor Het Pungelhuis (??)
  • 3e uur: lokaal B107 digitaal maken grammatica lijdend voorwerp. (maak je de andere onderdelen met pv, zinsdelen/onderwerp/werkwoordelijk gezegde ook af?) 

Slide 2 - Tekstslide

Stil Lezen
timer
10:00
 boek lezen

Slide 3 - Tekstslide

grammatica: ontleden zinsdelen
  1. Zoek de persoonsvorm (pv) = werkwoord dat verandert bij wijziging van getal (mv-ev) of tijd (tt-vt)
  2. Verdeel de zin in zinsdelen (alles voor de pv= 1 zinsdeel), husselen: alle woorden die voor de pv kunnen = zinsdeel
  3.  Zoek het onderwerp:  wie (of wat) + pv?
  4. Zoek het werkwoordelijk gezegde (wg): alle werkwoorden in de zin
    Let op scheidbare werkwoorden: 
    Ik ruim de kamer vandaag op - opruimen = 1 werkwoord, dus 'op' = wg

Slide 4 - Tekstslide

lijdend voorwerp (blz. 214)
 stap 1
(zoek eerst pv, maak zinsdelen, onderwerp en wg)
ow        wg                               wg
Jan / heeft  / zijn boek / gelezen
stap 2
Wat (of wie) + wg + ow? = lijdend voorwerp ( lv)
Wat heeft Jan gelezen?  Zijn boek = lv
Het lijdend voorwerp ondergaat iets of overkomt iets.

Slide 5 - Tekstslide

grammatica: ontleden zinsdelen
  1. Zoek de persoonsvorm (pv) = werkwoord dat verandert bij wijziging van getal (mv-ev) of tijd (tt-vt)
  2. Verdeel de zin in zinsdelen (alles voor de pv= 1 zinsdeel), husselen: alle woorden die voor de pv kunnen = zinsdeel
  3.  Zoek het onderwerp:  wie (of wat) + pv?
  4. Zoek het werkwoordelijk gezegde (wg): alle werkwoorden in de zin
    Let op scheidbare werkwoorden: 
    Ik ruim de kamer vandaag op - opruimen = 1 werkwoord, dus 'op' = wg
  5. Zoek het lijdend voorwerp (lv): wie (of wat) + wg + ow?

Slide 6 - Tekstslide

Een lijdend voorwerp ...
A
... kan met een voorzetsel beginnen.
B
... begint nooit met een voorzetsel.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een lijdend voorwerp?
A
Wanneer + pv + ow
B
Waarom/Waarvoor + ow + mwv
C
Wat/Wie + wwg + ow
D
Het zinsdeel dat overblijft in de zin.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Klas ha1g leert het lijdend voorwerp vinden.
A
Klas ha1g
B
leert
C
het lijdend voorwerp
D
vinden

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de eerste stap in zinsontleding?
A
1. Zoek de pv
B
1. Zoek het gezegde
C
1. Verdeel de zin in zinsdelen
D
1. Maak de zin vragend

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de tweede stap bij zinsontleding?
A
Onderstreep de pv
B
Zinsdeelstrepen zetten
C
Kijken of het een werkwoordelijk gezegde is
D
N

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van zinsontleding?
A
pv -zinsdelen-wg-o-lv
B
pv-zinsdelen-wg-lv-o

Slide 12 - Quizvraag

wat is het lijdend voorwerp?
Jan heeft vandaag water gedronken
A
Jan
B
vandaag
C
water
D
vandaag

Slide 13 - Quizvraag

wat is het lijdend voorwerp?
Geef die jongen een goed boek!
A
die jongen
B
een goed boek
C
boek
D
geef

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?
Op Valentijnsdag kun je post krijgen.
A
Op Valentijnsdag
B
je
C
krijgen
D
post

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide