In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
th1c 14 februari
Lezen Romeinen 7: 13-16
hoofd: Een christen is een tweemens
hart: verlang je naar verlossing?
handen: dank God door Jezus Christus
Slide 1 - Tekstslide
grammatica: ontleden zinsdelen
Zoek de persoonsvorm (pv) = werkwoord dat verandert bij wijziging van getal (mv-ev) of tijd (tt-vt)
Verdeel de zin in zinsdelen (alles voor de pv= 1 zinsdeel), husselen: alle woorden die voor de pv kunnen = zinsdeel
Zoek het onderwerp: wie (of wat) + pv?
Zoek het werkwoordelijk gezegde (wg): alle werkwoorden in de zin Let op scheidbare werkwoorden: Ik ruim de kamer vandaag op - opruimen = 1 werkwoord, dus 'op' = wg
Slide 2 - Tekstslide
lijdend voorwerp (blz. 214)
stap 1 (zoek eerst pv, maak zinsdelen, onderwerp en wg) ow wg wg Jan / heeft / zijn boek / gelezen
stap 2
Wat (of wie) + wg + ow? = lijdend voorwerp ( lv) Wat heeft Jan gelezen? Zijn boek = lv
Het lijdend voorwerp ondergaat iets of overkomt iets.
Slide 3 - Tekstslide
grammatica: ontleden zinsdelen
Zoek de persoonsvorm (pv) = werkwoord dat verandert bij wijziging van getal (mv-ev) of tijd (tt-vt)
Verdeel de zin in zinsdelen (alles voor de pv= 1 zinsdeel), husselen: alle woorden die voor de pv kunnen = zinsdeel
Zoek het onderwerp: wie (of wat) + pv?
Zoek het werkwoordelijk gezegde (wg): alle werkwoorden in de zin Let op scheidbare werkwoorden: Ik ruim de kamer vandaag op - opruimen = 1 werkwoord, dus 'op' = wg
Zoek het lijdend voorwerp (lv): wie (of wat) + wg + ow?
Slide 4 - Tekstslide
Een lijdend voorwerp ...
A
... kan met een voorzetsel beginnen.
B
... begint nooit met een voorzetsel.
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een lijdend voorwerp?
A
Wanneer + pv + ow
B
Waarom/Waarvoor + ow + mwv
C
Wat/Wie + wwg + ow
D
Het zinsdeel dat overblijft in de zin.
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp?
Klas th1c leert het lijdend voorwerp vinden.
A
Klas V1c
B
leert
C
het lijdend voorwerp
D
vinden
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de eerste stap in zinsontleding?
A
1. Zoek de pv
B
1. Zoek het gezegde
C
1. Verdeel de zin in zinsdelen
D
1. Maak de zin vragend
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de tweede stap bij zinsontleding?
A
Onderstreep de pv
B
Zinsdeelstrepen zetten
C
Kijken of het een werkwoordelijk gezegde is
D
N
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de juiste volgorde van zinsontleding?
A
pv -zinsdelen-wg-o-lv
B
pv-zinsdelen-wg-lv-o
Slide 10 - Quizvraag
wat is het lijdend voorwerp? Jan heeft vandaag water gedronken
A
Jan
B
vandaag
C
water
D
vandaag
Slide 11 - Quizvraag
wat is het lijdend voorwerp? Geef die jongen een goed boek!
A
die jongen
B
een goed boek
C
boek
D
geef
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp? Op Valentijnsdag kun je post krijgen.
A
Op Valentijnsdag
B
je
C
krijgen
D
post
Slide 13 - Quizvraag
Het tweede uur zitten we in B159.
Je maakt daar in de digitale methode grammatica lijdend voorwerp.
Heb je de onderdelen pv en zinsdelen, ow en wg helemaal af?