Schrijfopdracht

Taalles
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Taalles

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
Grammatica - zinnen maken met "worden".
Schrijfopdracht - schrijf een email naar de gemeente
Online oefenen met Zebra

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica
Een zin met "worden"

Slide 3 - Tekstslide

Een zin met "worden"
Je maakt vaak zinnen met worden.
Bijvoorbeeld als het belangrijk is om te zetten wat er gebeurt. Het is dan niet belangrijk wie het doet. 

Bijvoorbeeld:
De bal wordt (door Adi) gegooid.
Bij een zin met worden verandert de volgorde van de woorden. 

Slide 4 - Tekstslide

Instructie deel 2
In een zin met worden gebruik je een vorm van worden + voltooid deelwoord.

Bijvoorbeeld:
Mijn broertje zet koffie. 
De koffie wordt (door mijn broertje) gezet.

Slide 5 - Tekstslide

Instructie deel 3
Soms gebruik je niet het werkwoord worden, maar het werkwoord zijn.
Het verschil is moeilijk uit te leggen. Meestal gebruik je zijn als iets in het verleden is gebeurd en nu helemaal klaar is. 
Bijvoorbeeld:
De buurman heeft ons naar school gebracht. --> dit is nu klaar.
Het winkelcentrum is vorige week geopend. --> dit is nu klaar. 

Slide 6 - Tekstslide

Instructie deel 4
Het werkwoord worden of zijn is de persoonsvorm
Worden of zijn staat dus op de plaats van de persoonsvorm in de zin. 
De persoonsvorm staat vaak naast het onderwerp. 
Het voltooid deelwoord staat aan het eind van de zin. 
Als in een zin staat wie iets heeft gedaan (door ...), dan staat dit bij het voltooid deelwoord.
Bijvoorbeeld:
In deze straat werd veel te hard gereden.

Slide 7 - Tekstslide

Zelf oefenen
Maak zinnen met worden
Bijvoorbeeld: De jongens gooien Abdi in het water --> 
Abdi wordt door de jongens in het water gegooid.

Je ziet elke keer 1 zin. 
Typ daarna de zin met het woord worden.
Let op hoofdletters en punten! En de volgorde van de woorden verandert!
Het voltooid deelwoord staat op het eind.

Slide 8 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
d of een t op het eind?
Als je het niet zeker weet, kun je even naar de filmpjes kijken. 
Hier krijg je nog wat extra uitleg.

Slide 9 - Tekstslide

0

Slide 10 - Video

0

Slide 11 - Video

De meisjes pesten de jongens.
Maak een zin met WORDEN.

Slide 12 - Open vraag

Ruth helpt de oude man.
Maak een zin met WORDEN.

Slide 13 - Open vraag

In Suriname spreken de mensen veel talen.
Maak een zin met WORDEN.

Slide 14 - Open vraag

De lerares stuurt Mine de klas uit.
Maak een zin met WORDEN.

Slide 15 - Open vraag

Jonathan en Didi drinken alle cola op.
Maak een zin met WORDEN.

Slide 16 - Open vraag

Schrijven
Je wit een feest geven voor de buurt. 
Je gaat eerst op zoek naar tips voor het organiseren van een buurtfeest.
Lees de tekst op de volgende dia.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Wat moet je als eerste doen als je een buurtfeest wilt organiseren?
A
Een vergunning aanvragen
B
Subsidie aanvragen
C
Informeren wie mee wil helpen bij het organiseren
D
Bedenken wat je tijdens het feest wilt gaan doen

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent subsidie?
A
Geld wat de gemeente aan een feest van de buurt kan verdienen.
B
Geld voor mensen die in de gemeente wonen zodat ze niet op straat leven.
C
Geld van de gemeente zodat je een activiteit kunt organiseren voor de buurt.
D
Geld van de gemeente voor mensen die op straat leven.

Slide 20 - Quizvraag

Zou je een buurtfeest willen organiseren? Waarom wel of waarom niet?

Slide 21 - Open vraag

Zelf een brief schrijven
Lees de tips op de volgende dia.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk dat je beleefd bent in een brief naar onbekenden?
A
Zodat mensen je schattig vinden.
B
Zodat mensen je aardig en netjes vinden.
C
Zodat mensen je niet uitlachen.
D
Zodat mensen weten dat je het serieus meent.

Slide 24 - Quizvraag

Lees de informatie.

Slide 25 - Tekstslide

Lees de e-mail van Jamila.

Slide 26 - Tekstslide

Lees de e-mail van Pieter.

Slide 27 - Tekstslide

Welke e-mail is beter?
A
De e-mail van Pieter
B
De e-mail van Jamila

Slide 28 - Quizvraag

Waarom is die e-mail het beste?
Kies het beste antwoord.
A
De e-mail is beleefd en netjes.
B
De e-mail is duidelijk en netjes.
C
De e-mail is beleefd, volledig en netjes.
D
De e-mail is beleefd, volledig, duidelijk en netjes.

Slide 29 - Quizvraag

Schrijf nu zelf een e-mail
Je gaat zelf een e-mail schrijven naar de gemeente. Je wilt subsidie aanvragen voor een buurtfeest. Je typt de e-mail op de volgende dia. 

- Zorg dat de e-mail beleefd is.
- Zorg dat je e-mail volledig is. 
- Schrijf je persoonlijke gegevens op.
- Schrijf op waarvoor je de subsidie gaat gebruiken.
- Schrijf hele zinnen en denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 30 - Tekstslide

Schrijf hier je e-mail. Zorg dat de e-mail volledig is!

Slide 31 - Open vraag

Lezen
Lees de tekst op de volgende dia. 
Maak daarna de vragen, kies uit: waar of niet waar?

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Bij bankieren op jouw computer heb je de Rabo Scanner nodig.
Tekst
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Bij bankieren op uw mobiele telefoon heb je ook een Rabo Scanner nodig.
Tekst
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Met de Rabo Bankieren App kun je persoonlijke wijzigingen doorgeven.
Tekst
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quizvraag

Met de Rabo Bankieren App kun je geld overmaken en jouw rekening bekijken.
Tekst
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quizvraag

Het BasisPakket is goedkoper dan het DirectPakket.
Tekst
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quizvraag

Als je niet buiten Europa reist, is het BasisPakket het beste voor jou.
Tekst
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quizvraag

Als je veel over de wereld reist, is het TotaalPakket het beste voor jou.
Tekst
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quizvraag

Bij het BasisPakket en het TotaalPakket is een creditcard inbegrepen.
Tekst
A
Waar
B
Niet waar

Slide 41 - Quizvraag

Met het TotaalPakket kun je zonder kosten geld opnemen in het buitenland.
Tekst
A
Waar
B
Niet waar

Slide 42 - Quizvraag

Met het DirectPakket krijg je korting op jouw reisverzekering.
Tekst
A
Waar
B
Niet waar

Slide 43 - Quizvraag

Zijn er vragen of opdrachten die je niet begrijpt? Of heb je mogelijk wensen voor de volgende keer? Geef het dan hier aan.

Slide 44 - Open vraag

Einde van de les

Slide 45 - Tekstslide