Wat is er in jouw rugzuk? In mijn rugzak is er .....
WEL:
- Hay manzanas (er zijn appels)
- Hay fruta (er is fruit)
Slide 4 - Tekstslide
QUERER
= willen
Slide 5 - Tekstslide
Querer
Slide 6 - Tekstslide
Querer (met een zelfstandig naamwoord)
Ikwil eenappel
Yoquierouna manzana
Slide 7 - Tekstslide
Querer (met een werkwoord)
--> Zij willenreizen naarChili.
Ellos quieren viajar aChile.
--> Ik kandansen.
Yo puedobailar.
--> Wij kunnenreizen.
Nosotros podemosbailar.
Slide 8 - Tekstslide
IR
(= gaan)
Slide 9 - Tekstslide
Het werkwoord ir= gaan
ir
Yo voy
Tú vas
El/ella va
Nosotros vamos
Vosotros vais
Ellos van
a
Om te vertellen wat je in de nabije toekomst gaat doen.
ir a + hele werkwoord:
Bijv. El lunes voy a visitar el museo
ir a pie
ir a caballo
Slide 10 - Tekstslide
IR (vervoegen)+ A + hele werkwoord
"iets" gaan doen in de nabije toekomst
Het "iets" geef je aan met het hele werkwoord
Voy a bailar (ik ga dansen)
Van a comer (zij gaan eten)
Vamos a ir a la playa (wij gaan naar het strand)
Dit kun je goed gebruiken in je VLOG !!
Ahora voy a hablar sobre ... (nu ga ik iets vertellen over)
Slide 11 - Tekstslide
GUSTAR
Slide 12 - Tekstslide
Gustar
Gustar = houden van/ leuk vinden/ lekker vinden
Er zijn maar 2 vervoegingen: GUSTA & GUSTAN
Ook staat er altijd een meewerkend voorwerp voor het werkwoord.
Zie de volgende slides voor het stappenplan voor het vervoegen van dit werkwoord!
Slide 13 - Tekstslide
Stap 1
Het meewerkend voorwerp bepaalt de persoon. Zie het blauwe rijtje in de afbeelding. Hoe weet je welke persoon je moet gebruiken?
Dit kun je zien aan de namen in de zin of de persoonsvorm (zie het zwarte kolommetje).
vb. IK hou van pizza.
Het gaat om persoon ik, dan gaan we het meewerkendvoorwerp ME gebruiken.
Slide 14 - Tekstslide
Stap 2
Kijk naar het woord wat achter 'gustar' staat.
Is het een zelfstandig nw enkelvoud of een werkwoord, dan gebruik je GUSTA. vb: me gusta el libro. of Te gusta comer pizza.
Is het een zelfstandig nw. wat achter 'gustar' staat in meervoud of staan er 2 zelfstandige nw in enkelvoud, dan gebruik je GUSTAN. bijv: Me gustan los libros, of Me gustan el libro y la pizza.