Taal blok 5

Doelen van de les:
 - Jullie herhalen de toets onderdelen, namelijk: 
De themawoorden. 
Het gezegde. 
Het voltooid deelwoord. 
Het bijwoord. 
Het voegwoord. 
De apostrof. 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Doelen van de les:
 - Jullie herhalen de toets onderdelen, namelijk: 
De themawoorden. 
Het gezegde. 
Het voltooid deelwoord. 
Het bijwoord. 
Het voegwoord. 
De apostrof. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de betekenis van het woord 'bevatten'?
A
Iets in zich hebben.
B
Een vaas met water.
C
Ergens heel veel zin in hebben.
D
Iets vangen.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord 'inventief'?
A
vernieuwend.
B
Het laten zien hoe iets werkt.
C
Geschikt voor het doel.
D
als je gemakkelijk overal een oplossing voor weet

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het gezegde 'trappelen van ongeduld'
A
Erg saai
B
Spannend, iets wat je aandacht vasthoudt.
C
Niet kunnen wachten tot iets begint.
D
Je maakt een opmerking die precies zegt hoe het zit.

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord hoort bij de betekenis 'duidelijk en met kracht.'
A
De toepasbaarheid.
B
Het concept.
C
nadrukkelijk.
D
Duizelingwekkend.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord 'de speech'

Slide 6 - Open vraag

Wat is de betekenis van het woord 'degelijk'?

Slide 7 - Open vraag

Wat is de betekenis van het woord 'het patend'

Slide 8 - Open vraag

Wat is ook al weer het gezegde?

Slide 9 - Open vraag

Wat is het gezegde in de zin 'ik ben vandaag naar school gefietst?'

Slide 10 - Open vraag

Hoe herken je een voltooid deelwoord?

Slide 11 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord in de zin 'ik ben vandaag naar school gefietst?'

Slide 12 - Open vraag

het bijwoord zegt iets over...
A
het voltooid deelwoord
B
het zelfstandig naamwoord

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het bijwoord in de zin 'De limonade smaakt vies'

Slide 14 - Open vraag

welk voegwoord past in de zin?
Sanne en Julia lijken op elkaar, .... ze zussen zijn.
A
Omdat
B
Zodat
C
Doordat
D
Opdat

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een apostrof, noem twee redenen.

Slide 16 - Open vraag

Hoe ging het deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll