DHV2R week 6 H6 Lezen

Welkom DHV2R!
Iedereen zet zijn camera aan en zijn microfoon uit. 

Herhalen/ huiswerk nakijken 
Uitleg tekst en publiek
Zelfstandig werken

Je kan bepalen voor welk publiek een tekst is geschreven
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom DHV2R!
Iedereen zet zijn camera aan en zijn microfoon uit. 

Herhalen/ huiswerk nakijken 
Uitleg tekst en publiek
Zelfstandig werken

Je kan bepalen voor welk publiek een tekst is geschreven

Slide 1 - Tekstslide

Als je kritisch leest,
moet je kijken naar...?

Slide 2 - Woordweb

Huiswerk nakijken
Pak voor je H5 Lezen opdracht 5.

We bespreken klassikaal de belangrijkste vragen.

2 door middel van een quiz. 

Slide 3 - Tekstslide

interactieve
innovatieve
domineert
retailers
segment
gepersonaliseerde 
een brug slaan
versteld doen staan
gebiologeerd
betoverd; gefascineerd
een verbinding maken
gedeelte
op de gebruiker reagerende
op één bepaalde gebruiker gerichte
overheerst
vernieuwende
verrassen
verkopers van goederen

Slide 4 - Sleepvraag

Huiswerk nakijken
Pak voor je H5 Lezen opdracht 5.

We bespreken klassikaal de belangrijkste vragen.

2 door middel van een quiz. 

Slide 5 - Tekstslide

Tekst en publiek
Een schrijver houdt altijd rekening met zijn publiek, want anders bereikt hij zijn doel niet. Je kunt aan verschillende dingen zien voor welke lezers een tekst is bedoeld. 

Slide 6 - Tekstslide

Waaraan kun je zien voor
welke lezers een tekst is bedoeld?

Slide 7 - Woordweb

Het onderwerp
Een tekst over de nieuwste schoolagenda's is voor jongeren en een tekst over uitjes met je kleinkinderen is voor ouderen. 

Slide 8 - Tekstslide

De bron
Een tekst in Fashionista is voor meisjes en een tekst op de website van Power Unlimited is meer voor jongens. Zo zijn er ook bladen en websites voor vrouwen (Linda), mannen (AutoWeek), tuinliefhebbers (Groei&Bloei), dancefanaten (DJ Mag NL) en ga zo maar door. Dagbladen zoals AD en Volkskrant zijn meestal gericht op een algemeen publiek. 

Slide 9 - Tekstslide

Het taalgebruik
Een tekst in een jongerenkrant heeft korte zinnen en weinig moeilijke woorden. Een wetenschappelijke tekst heeft vaak lange zinnen en veel moeilijke woorden. 
- In teksten die voor een specifiek publiek zijn bestemd, lees je meer jargon (vaktermen), zoals blancheren en julienne in recepten voor kookfanaten.
- Teksten voor jongeren herken je vaak aan typische jongerenwoorden, zoals epic en chill; ook word je als lezer dan meestal met 'jij' en 'jou' aangesproken. 

Slide 10 - Tekstslide

De lay-out
Advertenties, teksten voor jongeren en populaire weekbladen voor een breek publiek (zoals Quest, Glossy) zijn vaak rijk geïllustreerd en hebben meestal grote koppen in veel kleuren. Tijdschriften voor een kleiner publiek (zoals Onze Taal, New Scientist) hebben niet zoveel illustraties en zijn vaak zakelijkers opgemaakt. 

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Pak voor je H6 Lezen. 

Maak opdracht 2 over tekst 6 'Vrijetijdsziekte voorkomen'
= huiswerk.


Slide 12 - Tekstslide

Welkom DHV2R!
Iedereen zet zijn camera aan en zijn microfoon uit. 

Herhalen tekst en publiek
Huiswerk nakijken 
Zelfstandig werken

Je kan bepalen voor welk publiek een tekst is geschreven

Slide 13 - Tekstslide

Waaraan kun je zien voor
welke lezers een tekst is bedoeld?

Slide 14 - Woordweb

Tekst en publiek
Een schrijver houdt rekening met zijn publiek, want anders bereikt hij zijn doel niet. Aan de volgende dingen kun je zien voor welke lezers een tekst is bedoeld:
- Het onderwerp
- De bron
- Het taalgebruik
- De lay-out

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Op welk publiek is een dagblad als het Brabant dagblad gericht?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

De Meiden is meer geschikt voor meisjes dan voor jongens.

Welke dingen wijzen op dit publiek?
A
onderwerp
B
lay-out
C
bron
D
taalgebruik

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Golfers is een tijdschrift specifiek voor golfers. Hierin komen woorden als 'club' en 'luiten' in voor. Hoe noemen we dit soort woorden?

Slide 21 - Open vraag

Huiswerk nakijken
Pak voor je H6 Lezen opdracht 2 over tekst 6 'Vrijetijdsziekte voorkomen'. 

We bespreken de moeilijke woorden en de betrouwbaarheid van deze tekst en voor welk publiek deze tekst is geschreven.

Slide 22 - Tekstslide

steevast
kwakkelen
symptomen
welbevinden
fenomeen
fascinatie
komt niet uit de lucht vallen
een slag in de rondte
heeft een oorzaak of reden
verschijnsel
altijd
sterke belangstelling
ziekteverschijnselen
problemen met je gezondheid hebben
ingespannen; zeer intensief
lichamelijke, sociale en geestelijke gezondheid

Slide 23 - Sleepvraag

Zelfstandig werken
Pak H6 Lezen voor je.

Maak opdracht 4 over tekst 7 'Wat gebeurt er met je als je nooit op vakantie gaat?' = huiswerk.

Je gaat aan de slag, terwijl je in de Meet blijft.

Klaar? Steek je hand op en dan mag je de Meet verlaten. 


timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide

Welkom DHV2R!
Iedereen zet zijn camera aan en zijn microfoon uit. 

Huiswerk nakijken 
Uitleg leestoets H456
Carnavalsquiz

Je kan bepalen voor welk publiek een tekst is geschreven

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Pak voor je H6 Lezen opdracht 4 over tekst 7 'Wat gebeurt er met je als je nooit op vakantie gaat?'. 

We bespreken de moeilijke woorden en de betrouwbaarheid van deze tekst en voor welk publiek deze tekst is geschreven.

Slide 26 - Tekstslide

reilen en zeilen
vergt
chronische
op adem komen
relatief
routine
op langere termijn
rompslomp
in de toekomst
in verhouding tot iets anders
gang van zaken
steeds terugkerende bezigheid; sleur
langdurige
vraagt; eis
drukte; bezigheden
uitrusten

Slide 27 - Sleepvraag

Leestoets H456
Planning na de vakantie
- De 1e les: vragen uit de oefentoets bespreken, hoofdstukken herhalen, groepsindeling voor de toets bekendmaken.
- De 2e les: groep 1 toets h456.
- De 3e les: groep 2 toets H456.

Bereid je dus goed voor op de toets! 

De oefentoets lezen h456 met correctiemodel staat op Classroom. Maak eerst de oefentoets en pak daarna pas het correctiemodel erbij. Vervolgens kun je je oefencijfer berekenen. 

Slide 28 - Tekstslide

Carnavalsquiz
Weet jij alles over carnaval?

Slide 29 - Tekstslide

Vier jij zelf ook carnaval?
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quizvraag

Welke feest-/carnavalsartiesten ken je?

Slide 31 - Woordweb

Waar wordt carnaval het grootst en meest gevierd?
A
Noord- en Zuid-Holland
B
Friesland
C
Brabant
D
Limburg

Slide 32 - Quizvraag

Hoe lang wordt carnaval daar gevierd?
A
2 dagen
B
3 dagen
C
4 dagen
D
5 dagen

Slide 33 - Quizvraag

Welk getal heeft met carnaval te maken?
A
9
B
10
C
11
D
12

Slide 34 - Quizvraag

Wat hoort niet bij carnaval?
A
Warm weer
B
Verkleden
C
Optochten
D
De carnavalsgroet 'Alaaf'

Slide 35 - Quizvraag

Welke kleuren horen bij carnaval?
A
groen
B
geel
C
rood
D
wit

Slide 36 - Quizvraag

Noteer de titel van het nummer en de artiest(en).

Doe het zo: ... - ...

Slide 37 - Open vraag

Noteer de titel van het nummer en de artiest(en).

Doe het zo: ... - ...

Slide 38 - Open vraag

Noteer de titel van het nummer.


Slide 39 - Open vraag

Een fijne carnavalsvakantie!

Slide 40 - Tekstslide