Plustaak Taal 8+ Les 24 - Homoniemen en homofonen

Over Plustaak Taal, les 24: homoniemen en homofonen
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Over Plustaak Taal, les 24: homoniemen en homofonen

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze les: 
- weet ik wat een homoniemen en homofonen zijn
- kan ik enkele voorbeelden benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Wat valt je op aan de volgende zinnen?
- Hij besluit zijn spreekbeurt met een quiz.
- De school neemt een besluit over het rooster.

Slide 3 - Open vraag

Wat is de betekenis van het woord 'vorst' in de volgende zinnen?
- Soms heb je al vroeg in de winter vorst.
- Sommige landen hebben nog een vorst.

Slide 4 - Open vraag

Homoniem
Een woord met meerdere betekenissen.

Slide 5 - Tekstslide

Wat valt je op aan de volgende zinnen?
- Die bordjes leiden naar de uitgang.
- Veel mensen lijden aan een allergie.

Slide 6 - Open vraag

Wat is het verschil tussen 'rauw' en 'rouw'?

Slide 7 - Open vraag

Homofonen
Twee woorden klinken hetzelfde, maar je schrijft ze verschillend en ze hebben ook  verschillende betekenissen. 

Slide 8 - Tekstslide

Kun je homofonen bedenken?

Slide 9 - Woordweb

Weetje

Er zijn ook woorden die je hetzelfde schrijft, maar die je anders uitspreekt en ook verschillende betekenissen hebben, die noem je homografen

Slide 10 - Tekstslide