Opdracht lezen H1

Opdracht lezen hoofdstuk 1 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Opdracht lezen hoofdstuk 1 

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je doen?
  • nodig: schrift, pen, laptop, leesboek
  • lezen
  • aantekeningen maken 
  • Herhaling indeling van een tekst
  • Maak de opdracht
  • Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Doel van deze opdracht
  • Aan het einde van deze opdracht weet je hoe de indeling van de meeste teksten eruit ziet.
  • Aan het einde van de opdracht kun je relaties leggen tussen tekstdelen
  • Aan het einde van de opdracht kun je de bedoeling van tekstdelen herkennen.

Slide 4 - Tekstslide

De indeling van een tekst
  • Een goed opgebouwde tekst bestaat uit drie delen:
    - Inleiding
    - Middenstuk/kern
    - Slot
  • Waarom is deze opbouw belangrijk?
  • Zorgt voor duidelijkheid en begrijpelijkheid!

Slide 5 - Tekstslide

De indeling van een tekst
  1. De inleiding
  • Bestaat vaak uit één en soms uit twee
     alinea's
  • Het onderwerp wordt bijna altijd genoemd
  • Veel manieren om de tekst te beginnen!

Slide 6 - Tekstslide

De indeling van een tekst
  1. De inleiding
  • Onderwerp duidelijk maken
    Vliegtuigen
  • De aanleiding
    Deze maand is de opening
    van het vliegtuigmuseum 
    in Meppel.

Slide 7 - Tekstslide

De indeling van een tekst
  1. De inleiding
  • Voorbeeld bij het onderwerp
    Airbus, Antonov, Boeing
  • Leuk kort verhaaltje (anekdote)
  • Belangrijke vraag
    Kunnen vliegtuigen in de toekomst
    op elektriciteit vliegen?

Slide 8 - Tekstslide

De indeling van een tekst
  1. De inleiding
  • Mening of standpunt geven
    Vanwege de slechte invloed op het
    milieu moeten we minder gaan vliegen.
  • De hoofdgedachte van de tekst
    De uitbreiding van Schiphol is noodzakelijk.
  • Korte samenvatting

Slide 9 - Tekstslide

De indeling van een tekst
  1. De inleiding
  • Deskundige aan het woord
  • Opbouw van de tekst
    In de inleiding wordt de hoofdvraag 
    gesteld, vervolgens komen de 
    deelonderwerpen over de geschiedenis
    aan bod en tot slot wordt er antwoord gegeven
    op de hoofdvraag.

Slide 10 - Tekstslide

De indeling van een tekst
   2. Het middenstuk
  • Bestaat uit meerdere alinea's
  • Deelonderwerpen worden behandeld
    Deelonderwerpen zijn verschillende 
    zaken die met het onderwerp te maken
    hebben.
  • Vaak tussenkopjes

Slide 11 - Tekstslide

De indeling van een tekst
   3. Slot
  • Bestaat vaak uit één of twee alinea's
  • De afsluiting van de tekst
  • Veel verschillende manieren om 
    een tekst af te sluiten.

Slide 12 - Tekstslide

De indeling van een tekst
   3. Slot
  • De hoofdgedachte benoemen
  • Een advies geven
    De omwonenden moeten een financiële 
    tegemoetkoming krijgen als
    Schiphol gaat uibreiden.
  • De vraag uit de inleiding
    wordt beantwoord.

Slide 13 - Tekstslide

De indeling van een tekst
   3. Slot
  • Conclusie 
    Onweer vergroot de kans op een
    vliegtuigcrash niet.
  • Een korte samenvatting
  • Een toekomstverwachting
    Over een paar jaar heeft iedereen een 
    vliegtuig op de oprit staan.

Slide 14 - Tekstslide

Tekst 1
Nooit meer klamme handjes
[1] Een bonkend hart, trillende handen en een droge mond – bijna iedereen voelt spanning bij het spreken voor een groep. Tegenwoordig zijn spreekapps beschikbaar die je leren omgaan met spanning tijdens een presentatie. Wat werkt wél en wat werkt niet?
[2] Vraag tijdens een eerste les ‘presenteren’ aan een groep mbo-studenten wie het spannend vindt om voor een groep te spreken en vrijwel alle vingers gaan de lucht in. 
Sommige studenten ervaren die spanning als een gezonde focus, maar de meeste vinden het maar vervelend. 
[3] Al in de oudheid had spreekdeskundige Quintilianus hier wijze raad voor. Een goede toespraak houden is volgens hem een kwestie van hard werken. Volgens hem dient een spreker ‘zijn nachtrust ervoor op te geven’ en moet hij ‘dagelijks het woord voeren ten overstaan van een aantal toehoorders, het liefst tegenover mensen van wie hij hun kritisch oordeel belangrijk vindt.’


Slide 15 - Tekstslide

[4] Quintilianus schrijft niet veel over omgaan met zenuwen. Maar hij noemt wel twee oefeningen die zich voornamelijk richten op de lichamelijke kant van het spreken. Die oefeningen leerde hij van de beroemdste spreker uit de Griekse oudheid, Demosthenes. Die trainde zijn ademhaling door zo veel mogelijk zinnen in één adem uit te spreken. Daarnaast draaide hij tijdens het oefenen van zijn toespraken constant een kiezelsteentje rond in zijn mond. Als hij het steentje daarna uitspuwde, rolden de woorden er vloeiend uit, omdat zijn kaakspieren goed opgewarmd waren.
[5] Ook nu, zo’n tweeduizend jaar later, blijft veel en goed oefenen het toverwoord. Inmiddels kan de techniek daarbij een aardig handje helpen: op je telefoon zijn veel apps te downloaden om het spreken voor een publiek beter onder de knie te krijgen, zoals Speech center VR en Virtual Orator. Bij de laatste app kun je met een timer presenteren. 
[6] De meest spectaculaire apps werken op basis van virtual reality. Daarbij zet je een bril op die je toegang geeft tot een virtuele wereld. Plotsklaps sta je op een podium in een volle zaal of voor een klaslokaal. 


Slide 16 - Tekstslide

Dat betekent dat je je actief voorstelt hoe de presentatie zal verlopen, hoe de zaal eruitziet, hoe het publiek kijkt. Door deze vorm van trainen staat een spreker uiteindelijk veel steviger in zijn schoenen.

Kartonnen bril
[7] Kan virtual reality ook voor spreekangst het wondermiddel zijn? Onderzoek met de app VirtualSpeech naar de effecten ervan in presentatieonderwijs wijst dat wel uit. Met deze app kun je cursussen volgen en direct oefenen. 
Je hebt de keuze uit verschillende spreeksituaties, bijvoorbeeld een sollicitatiegesprek, een vergadering of een klaslokaal.
[8] Voor studenten is die laatste situatie natuurlijk ideaal. Ze oefenen thuis hun presentaties in een virtueel driedimensionaal klaslokaal, dat ze betreden door hun smartphone in een kartonnen bril te zetten. Op die manier kunnen ze hun presentatie oefenen alsof ze voor hun medestudenten staan. De app geeft na afloop feedback op oogcontact, spreeksnelheid, volume en intonatie van de spreker. 




Slide 17 - Tekstslide

Ook houdt deze bij hoe vaak een spreker stopwoorden als ‘eh’ gebruikt.
[9] Uit een enquête onder vijfentwintig studenten noemden zes de feedback van de app zinvol. Een flinke meerderheid zag wel verbeterpunten voor de app. Allereerst was er een taalprobleem. De app is ingesteld op het Engels, terwijl de studenten presenteren in het Nederlands. Stopwoorden als ‘zeg maar’ werden dus niet herkend. Daarnaast leverde het problemen op bij de feedback op intonatie. Aangezien het Engels veel meer toonverschillen heeft, was de reactie op het vlakkere Nederlands erg streng.
[10] Verder vielen enkele praktische zaken aan de app tegen. De bril zat soms niet zo lekker en sommige studenten werden misselijk tijdens het oefenen. Ze hadden moeite om de balans te vinden tussen de echte wereld en de waarheidsgetrouwheid van de virtuele wereld. Te realistisch wordt als angstwekkend ervaren. 
[11] Ondanks de bezwaren zit de grootse winst van virtualreality-apps in de mogelijkheid dat sprekers in hun eigen omgeving een volledige presentatie-ervaring krijgen. Ze staan in een zaal met hun eigen powerpointslides en voor een publiek dat ze alle aandacht geeft. 




Slide 18 - Tekstslide

De apps zijn een hulpmiddel, maar absoluut geen wondermiddel. Om een goede spreker te worden moet het oefenen en trainen altijd doorgaan.
Jeetje wat een lange tekst! Wat goed dat je hem toch helemaal hebt gelezen!


Slide 19 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
Klamme handen
B
Presenteren
C
Presentatieapps

Slide 20 - Quizvraag

Op welke manier wordt de tekst in de lead, de vetgedrukte eerste alinea, ingeleid?
A
Door aandacht te trekken met een pakkend detail
B
Door een belangrijke conclusie voorop te stellen
C
Door een belangrijke vraag te stellen
D
Door een voorbeeld te geven bij het onderwerp

Slide 21 - Quizvraag

Je kunt de hoofdgedachte van de tekst in één zin samenvatten. Vul de zin aan.
Om goed te kunnen ........... moet je regelmatig .............., daarbij kun je tegenwoordig van ................. gebruikmaken.

Slide 22 - Open vraag

Alinea 3 en alinea 4 horen bij elkaar. Welk tussenkopje past het best boven deze alinea’s?
A
Adviezen uit de oudheid
B
Een steentje helpt
C
Tips van Demosthenes
D
Trainen of oefenen

Slide 23 - Quizvraag

In de laatste alinea geeft de schrijver...
A
Een conclusie
B
Een toekomstverwachting
C
Een waarschuwing
D
Nieuw informatie

Slide 24 - Quizvraag

Welk deel van de tekst geeft antwoord op de vraag in alinea 1 ‘Wat werkt wel en wat werkt niet?’
A
Alinea 2
B
Alinea 3+4 en alinea 7+8
C
Alinea 5 tot en met 9
D
Alinea 7 tot en met 11

Slide 25 - Quizvraag

Welk verband is er vooral tussen alinea 9 en alinea 10?
A
Alinea 9 en alinea 10 vormen een vergelijking
B
Alinea 9 en alinea 10 vormen een opsomming
C
Alinea 10 ondersteunt alinea 9 met een voorbeeld
D
Alinea 10 weerlegt het gestelde uit alinea 9

Slide 26 - Quizvraag

Welk tussenkopje past bij alinea 9 en 10 samen?
A
Bezwaren
B
Enquête
C
Misselijk
D
Zinvol

Slide 27 - Quizvraag

Virtueel presentaties oefenen helpt volgens de tekst. Vul het eerste woord in van de zin die duidelijk maakt dat oefenen met een spreekapp ook weer stress kan opleveren.

Slide 28 - Open vraag

Met de app VirtualSpeech kun je spreeksituaties technisch oefenen en niet inhoudelijk. Uit welke zin uit de tekst blijkt dat het best?
A
Je hebt de keuze uit verschillende spreeksituaties, bijvoorbeeld een sollicitatiegesprek, ..... (al. 7)
B
De app geeft na afloop feedback op oogcontact, spreeksnelheid, volume en intonatie van de spreker. (al. 8)
C
Ook houdt deze bij hoe vaak een spreker stopwoorden als 'eh' gebruikt. (al. 8)
D
Verder vielen enkele praktische zaken aan de app tegen. (al. 10)

Slide 29 - Quizvraag

Hoe vind jij dat je de opdracht hebt gemaakt?
A
Perfect!
B
Best goed.
C
Kan beter.
D
Ik wil er niet over praten...

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Aan de slag
  • Wat -->             Lezen hoofdstuk 1   alle opdrachten, ook de extra
  • Waar -->           In het lokaal
  • Wanneer -->   In de les tot 5 minuten voor het einde
  • Wie -->              Zelfstandig of met buurman/buurvrouw
  • Waarom -->    Zorgt voor beter tekstbegrip
  • Hoe -->             Stilte of zacht overleg
  • Hulp -->            Vinger opsteken 

Slide 32 - Tekstslide