In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
H4 - Ruilen over tijd / 4.3 Hypotheken
Slide 1 - Tekstslide
Les doelen
het begrip hypotheek omschrijven.
uitleggen dat er verschillende hypotheekvormen zijn en wat deze verschillend maakt.
twee voorbeelden van afspraken noemen die in een huurovereenkomst staan.
uitleggen wat bedoeld wordt met onderhuur.
twee regels noemen die gelden bij het opzeggen van een huurovereenkomst.
Slide 2 - Tekstslide
Hypotheek
Een lening om een huis te kopen, noem je een hypotheek. Het huis dient als onderpand. Het huis geeft de bank zekerheid. De bank mag het huis verkopen als de koper niet in staat is de hypotheek af te lossen.
De hypotheekgever is de koper van het huis: hij geeft het huis als onderpand.
De hypotheeknemer is de bank die het geld uitleent: de bank neemt het huis als onderpand.
Slide 3 - Tekstslide
Hypoheek vormen
Er zijn verschillende hypotheekvormen.
Lineaire hypotheek
Een hypotheek waarbij je jaarlijks hetzelfde bedrag aflost, noem je een lineaire hypotheek. De totale lasten worden dan ieder jaar lager.
Slide 4 - Tekstslide
Hypoheek vormen
Annuïteiten hypotheek
Bij een annuïteiten hypotheek blijven de lasten per jaar gedurende de gehele looptijd gelijk.
Het aflossingsdeel in de jaarlast wordt steeds groter.
Het rentedeel wordt steeds kleiner.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Hypoheek vormen
Aflossingsvrije hypotheek
Bij een aflossingsvrije hypotheek wordt tijdens de looptijd alleen rente betaald; er wordt niet afgelost. Aan het eind van de looptijd is de schuld nog net zo hoog als aan het begin.
Slide 7 - Tekstslide
Hypoheek vormen
Spaarhypotheek
Een spaarhypotheek is een hypotheek waarbij je tijdens de looptijd niet aflost. Wel wordt er maandelijks een bedrag (de premie) op een spaarrekening gezet. Aan het einde van de looptijd moet het bedrag op die spaarrekening gelijk zijn aan het af te lossen bedrag.
Slide 8 - Tekstslide
Huurovereenkomst
Als je een woonruimte of werkruimte huurt, sluit je met de verhuurder van de woning een huurovereenkomst.
In deze overeenkomst staan afspraken over:
hoeveel huur er betaald moet worden;
waarvoor de ruimte gebruikt mag worden;
wie voor de reparaties zorgt.
Slide 9 - Tekstslide
Huurovereenkomst
Als je een deel van een woning huurt van iemand die zelf ook huurt, spreek je van onderhuur.
Onderhuur is toegestaan als de eigenaar dat goed vindt.
Slide 10 - Tekstslide
Opzeggen van huurovereenkomst
De belangrijkste regels met betrekking tot het opzeggen van de huur zijn:
Koop breekt geen huur
Bij verkoop van de woning, kan de huurder niet gedwongen worden de woning te verlaten.
Dood breekt geen huur
Als de verhuurder overlijdt, mag de huurder in de woning blijven wonen.
Slide 11 - Tekstslide
Opzeggen van huurovereenkomst door verhuurder
De wet noemt een aantal redenen waarom de verhuurder de huur mag opzeggen:
het huurcontract was voor bepaalde tijd aangegaan.
de huurder heeft zich niet goed gedragen.
de verhuurder heeft de woonruimte zelf nodig.
De verhuurder moet dan wel zorgen voor passende vervangende woonruimte.
De opzegtermijn voor een verhuurder is minimaal 3 maanden.
Voor een huurder geldt een opzegtermijn van één maand.
Slide 12 - Tekstslide
Huurprijzenwet
In de Huurprijzenwet staan regels voor de huurprijs van een woonruimte en voor de wijziging van de huurprijs.
De hoogte van de huur is afhankelijk van de kwaliteit van de woning. Er wordt gekeken naar:
het soort woning,
de oppervlakte van de woning,
het aantal ruimten in de woning
de ouderdom van de woning.
Slide 13 - Tekstslide
Huurprijzenwet
De huurprijs mag één keer per jaar worden verhoogd.
De overheid stelt vast met welk percentage de huur maximaal mag stijgen.
Als een huurder en verhuurder het niet eens worden over een huurverhoging kunnen zij advies vragen bij een huurcommissie.
De uitspraak van zo'n commissie is bindend, dat wil zeggen dat beide partijen zich aan de uitspraak moeten houden.