2.7 Grammatica

Welkom!
Leg je spullen (werkboek, dichte laptop) op de hoek van je tafel
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg je spullen (werkboek, dichte laptop) op de hoek van je tafel

Slide 1 - Tekstslide

Wat neem je mee naar Nederlands?
  • Leesboek (schoolpas!)
  • Schrift (voor aantekeningen en dictee)
  • Laptop
  • Werkboek*

Slide 2 - Tekstslide

Wat moest je af hebben?
Opdracht 2 van 2.7 en opdracht 1 van 2.8

Slide 3 - Tekstslide

2.7
Schrijf je aantal fouten op

Slide 4 - Tekstslide

2.8
Schrijf je aantal fouten op

Slide 5 - Tekstslide

2.7 Grammatica 
Gaat over: zelfstandig naamwoord, werkwoord, lidwoord

Geen vragen meer na het nakijken? Dan mag je aan de slag. Lees de blauwe vakken (of 'Leerstof') als je iets niet snapt. 

Vragen/onduidelijkheden over 2.7 Grammatica? Luister naar de uitleg!

Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord (zn) is een woord voor:
• mensen: leerlingen, tante
• dieren: hamster, koe
• planten: tulp, eik
• dingen: fietsband, mobieltje
en ook voor:
• namen: Eindhoven, Sarah
• begrippen: liefde, respect

Slide 7 - Tekstslide

Lidwoord
Er zijn drie lidwoorden: de – het – een


Een lidwoord (lw) staat nooit alleen. Het lidwoord staat altijd voor het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.

De lidwoorden de en het zijn bepaalde lidwoorden.
Je gebruikt ze als het duidelijk is wat of wie je bedoelt: de jongen, het plan, de fiets.

Het lidwoord een is een onbepaald lidwoord.
Je gebruikt het als niet duidelijk is wat of wie je precies bedoelt: een jongen, een plan, een fiets.


Slide 8 - Tekstslide

Werkwoord
Een werkwoord is een doe-woord. Het zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt. 
Werkwoorden zijn bijvoorbeeld: kiezen, staan, moeten, opruimen, hebben. Deze vorm noemen we het hele werkwoord.
In een zin kan de vorm van het werkwoord veranderen.
• hele werkwoord: kiezen
• vormen van het werkwoord: kies, kiest, koos, kozen, gekozen

Slide 9 - Tekstslide

Weektaak
2.7 opdracht 4 t/m 20

Klaar? Begin aan 2.8 (opdr 1 t/m 5, 7 t/m 10 en 12) of lees je boek

Slide 10 - Tekstslide