Week 6, les 2, 2mh

Welkom bij 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom bij 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • leerdoelen bespreken
  • huiswerk nakijken
  • herhaling theorie zinsdelen jaar 1 

Slide 2 - Tekstslide

Na deze les
Aan het eind van deze les:

  • herken je een samengestelde zin  

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
  • Online
  • Cursus 5 Grammatica
§ 2 Zinsdelen, herhaling van vorig jaar
Opdracht 1,2,3 en 4

Slide 4 - Tekstslide

Alles op een rij
zinnen ontleden
1. Zoek en onderstreep de persoonsvorm (pv). Doe dit door de zin van tijd te veranderen. De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
2. Zet zinsdeelstrepen. Eerst voor en achter de persoonsvorm. Verander verder de woordvolgorde van de zin en zet de andere strepen.
3. Zoek het werkwoordelijk gezegde(wg). Dit zijn alle werkwoorden uit de zin.
4. Zoek het onderwerp (ow). Stel de vraag: wie/wat + pv + wg? Het onderwerp doet altijd iets in de zin.
5. Zoek het lijdend voorwerp(lv). Stel de vraag: wie/wat + pv + ow + wg? Met het lijdend voorwerp wordt iets gedaan. Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp.

Slide 5 - Tekstslide

Oefenen
Noteer van onderstaande zin pv, wg, ow en lv.
Het Koreaanse elftal wil in 2010 de wereldbeker veroveren.
 

Slide 6 - Tekstslide

Oefenen
Noteer van onderstaande zin pv, wg, ow en lv.
Het Koreaanse elftal / wil / in 2010/ de wereldbeker /veroveren.
 

Slide 7 - Tekstslide

Oefenen
Noteer van onderstaande zin pv, wg, ow en lv.
Het Koreaanse elftal / wil / in 2010/ de wereldbeker /veroveren.
 
pv = wil 
ww = wil veroveren
ow = het Koreaans elftal
lv = de wereldbeker

Slide 8 - Tekstslide

Samen aan de slag
Online
§2 Zinsdelen, herhaling van vorig jaar
Opdracht 5,7 en 8

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Samengestelde zinnen

  • In iedere zin staat een persoonsvorm. 
  • Zinnen met één persoonsvorm en één onderwerp noem je
    een enkelvoudige zin. 


  • Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen. 
  • Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.



Slide 12 - Tekstslide

Twee soorten zinnen
Enkelvoudige zin (1 pv):
De docent roept de leerlingen.
Zij horen hem niet.

Samengestelde zin (meer dan 1 pv):
De docent roept de leerlingen, maar zij horen hem niet.

Slide 13 - Tekstslide

Voegwoorden
Twee enkelvoudige zinnen worden in een samengestelde zijn vaak met elkaar verbonden door een voegwoord.


Voorbeelden voegwoorden:
en, maar, of, want, dus, omdat, terwijl, zodat, nadat, als, toen

Slide 14 - Tekstslide

Voegwoorden
Het voegwoord kan de twee enkelvoudige zinnen in het midden verbinden, maar het voegwoord kan ook vooraan staan. --> dan komen de twee persoonsvormen naar elkaar te staan.

  • De meeste leerlingen komen met de fiets naar school, terwijl er ook leerlingen zijn die met de auto worden gebracht.
  • Terwijl de meeste leerlingen op de fiets naar school komen, zijn er ook leerlingen die met de auto worden gebracht.

Slide 15 - Tekstslide

Samen aan de slag
§4 Samengestelde zinnen 
Opdracht 1

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag
§4 Samengestelde zinnen 
Opdracht 2,3 

Slide 17 - Tekstslide

Vragen?
Zijn er nog vragen over deze les?

Slide 18 - Tekstslide

Je weet nu
  • hoe je een samengestelde zin kunt herkennen 

Slide 19 - Tekstslide

Einde les
Huiswerk:
Cursus 5 Grammatica
§4 Samengestelde zinnen
Opdracht 2,3  (blz 204/205)

Slide 20 - Tekstslide