Noteer de twee enkelvoudige zinnen waaruit de zinnen zijn samengesteld.
11 Robs zus zit op softbal, maar Rob turnt liever.
12 Voordat Hannah op haar fiets stapt, maakt ze haar helm vast.
Noteer de enkelvoudige zinnen waaruit de zinnen zijn samengesteld.
13 De minister las de krant, terwijl de taxi stond te wachten en de chauffeur begon te toeteren.