Week 38 Nederlands 2M

Nederlands 2M week 38
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 2M week 38

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Afspraken in de les



  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Nieuw Nederlands, een schrift, een leesboek, een agenda en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. 
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons => in je tas!
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 3 - Tekstslide

Lees nu 10 minuten in je leesboek. Dat doe je natuurlijk elke dag 

Slide 4 - Tekstslide

Week 38  - 19 september t/m 
23 september 2022
  • Inleveren huiswerk weektaak . Komt op magister: 28 september 
  • bziwb - code LessonUp
  • Lezen aan het begin van de les. Rapport 1 en 2: leesniveau 1 en 2. Rapport 3 niveau 2. Titel: vals spel - Mirjam Mous. Het boek kan opgehaald worden!
  • So spelling - cijfers uiterlijk eind van de week
  • Vervolg grammatica: zinsdelen en woordsoorten

Slide 5 - Tekstslide

Datum toetsen (zie magister) 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toetsvorm
Leerstof/ doel 
Datum toets
101
SO (1x)
Spelling H. 1, H. 2 en H. 3
15 september
donderdag/klaar
102
SO (1x)
Grammatica zinsdelen en woordsoorten H. 1 en H. 2
6 oktober
103
PW (3x)
Lezen H. 1 en H. 2 en ws H. 1 en H. 2
10 november
1094
SO (1x)
Schrijven artikel + fictie boek vlog 
vlog: 17 nov
artikel: 1 december

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling vorige les
In hoofdstuk 1 hebben we de spelling van de persoonsvorm besproken. In hoofdstuk 2 kwamen de hoofdletters en leestekens aan de orde.  Vorige week hebben me de voltooide deelwoorden behandeld. Naast woordsoorten en zinsdelen hebben we donderdag het so spelling gemaakt.

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week leer/kun je:

  • hoe je samengestelde zinnen kunt herkennen?
  • kun je een voegwoord herkennen?
  • kun je de persoonsvormen en onderwerpen in samengestelde zinnen vinden?

Slide 8 - Tekstslide

Weektaak
Samengestelde zinnen
Maak opdracht 1 t/m 5 op bladzijde 30 en 31
Klaar?
In de les: maak opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 233/234
Maak 

Klaar? Pak je leesboek!

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg theorie
Op de volgende dia volgt  uitleg.

Slide 10 - Tekstslide

Samengestelde zinnen p. 30
In teksten kunnen enkelvoudige en samengestelde zinnen staan. Een enkelvoudige zin heeft één persoonsvorm. Als je twee enkelvoudige zinnen aan elkaar plakt, krijg je een samengestelde zin. Een samengestelde zin heeft twee persoonsvormen.
- Ik luister naar muziek. Ik doe de afwas. Ik luister naar muziek, terwijl ik de afwas doe.

Slide 11 - Tekstslide

Samengestelde zinnen p. 30
In een samengestelde zin staat meestal een voegwoord: een woord waarmee je de zinnen met elkaar verbindt. Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: en, maar, of, want, dus, omdat, terwijl, zodat, nadat, als, toen. Vaak staat een voegwoord tussen twee zinnen, maar het kan ook vooraan in de zin staan. Kijk maar in de voorbeeldzinnen.

Slide 12 - Tekstslide

Samengestelde zinnen p. 30

Slide 13 - Tekstslide

Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald? Weet je nu:

  • hoe je samengestelde zinnen kunt herkennen?
  • kun je een voegwoord herkennen?
  • kun je de persoonsvormen en onderwerpen in samengestelde zinnen vinden?

Slide 14 - Tekstslide

Nakijken
Weektaak 37

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 28
1 Tweeduizend mensen / volgen / Amira / op haar beautyblog.
2 Je / zult / vast en zeker / spierpijn / krijgen / door de fietstocht.
3 Voor vijfhonderd euro / heeft / mijn oom / zijn auto / aan mijn nicht / verkocht.
4 In de vakantie / kochten / we / elke dag / een chocoladebroodje.
5 In het bos rond het meer / wilden / de wandelaars / zeldzame vogels / spotten.
6 Jason / heeft / lang / moeten wachten / op de trein naar Eindhoven.

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 29
1 ja
2 ja
3 nee
4 nee
5 nee
6 ja

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 4 bladzijde 29
1 pv = heeft; ow = de organisatie; wg = heeft vervroegd; lv = de vuurwerkshow
2 pv = wil; ow = de gemeente; wg = wil kappen; lv = de oude eik
3 pv = stopte; ow = de keeper van Ajax; wg = stopte; lv = de bal
4 pv = geeft; ow = de ijscoman; wg = geeft; lv = een extra bolletje ijs
5 pv = speelden; ow = Peter en Jos; wg = speelden; lv = een potje tennis
6 pv = kon; ow = de loodgieter; wg = kon vinden; lv = het lek in het garagedak

Slide 18 - Tekstslide

Weektaak afgerond!!!

Slide 19 - Tekstslide

1. Maak een zin met het woord uitbreiden.

Slide 20 - Open vraag

2. Maak een zin met het woord coachen.

Slide 21 - Open vraag

3. Maak een zin met het woord stoten.

Slide 22 - Open vraag