Door de betere ploeg kwam er meer voedsel beschikbaar, dus als boerenzoon kon je iets anders worden dan boer. Sommigen gingen meubels, kleding enz. maken, anderen werden slager of bakker. Mensen die iets met hun handen en/of gereedschap maakten, noemen we ambachtslieden. Zij verkochten hun producten op de markt. Er waren mensen die deze producten kochten en ergens anders weer verkochten (voor meer geld). Deze mensen worden handelaren genoemd. Zij vervoerden hun producten per schip (de wegen waren slecht), daarom ontstonden veel steden langs het water.