LO2 Samenvatting 5.2 Krachttraining

Gelukkig nieuwjaar!
De beste wensen voor 2021 !

Zet je camera aan het begin en eind van de les aan
voor de presentie-check. 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Lichamelijke opvoedingMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Gelukkig nieuwjaar!
De beste wensen voor 2021 !

Zet je camera aan het begin en eind van de les aan
voor de presentie-check. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les 5.2 Krachttraining
Theorie over 5.2
Pak je boek en een pen en papier erbij!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les 5.2 - blz. 127
Kracht = 
De 4 trainingsmethoden:
1. Maximale kracht =
2. Explosieve kracht = 
3. Snelkracht = 
4. Krachtuithoudingsvermogen =

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trainingsprincipes blz. 129-133
Overload =
Herstel =
Supercompensatie = 
Reversibiliteit = 
Overtraining = 
Opklimmende belasting =           
Specificiteit =

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg in je eigen woorden uit wat 'overload' is

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg in je eigen woorden uit wat 'Supercompensatie' is

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

FITT - principe (blz 133)
FITT staat voor:
F = frequentie (hoe vaak train je in de week?)
I = intensiteit (hoe zwaar ga je trainen?)
T = trainingsduur (Hoelang duurt een training?)
T = type activiteit (welke trainingsvorm en oefeningen kies je?)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trainingsprogramma
Doel van de trainingen en dan het toepassen van: FITT
Effecten: 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting:
Huiswerk: Samenvatting maken 5.2 (gebruik je aantekeningen!) 
                      Inleveren: via Teams of Magister opdrachten als foto of Word-doc.


Tot morgen!

Wat te leren voor de toets?
3.2 en 5.2 en 5.3

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anatomie
Fysiologie
Houdt zich bezig met het bestuderen van de opbouw van het menselijk lichaam
Is de wetenschap die zich bezighoudt met hoe het lichaam functioneert
Gaat over opbouw van cellen en spieren 
Gaat over het bewegen (van spieren en lichaam)

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een volwassen persoon heeft ongeveer 350 botten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Een baby wordt geboren met zo'n 350 botten, volwassenen hebben ongeveer 206 botten. 
Waarvoor dient het skelet?
A
Stevigheid
B
Bescherming
C
Beide antwoorden zijn goed
D
Beide antwoorden zijn fout

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kogelgewricht
Ellipsvormig gewricht
Zadelgewricht
Rolgewricht
Zet het juiste onderdeel bij het goede gewrichtssoort
Scharniergewricht
Heup
Knie
Schouder
Onderarm
Elleboog
Vingers
Duim

Slide 14 - Sleepvraag

Eén-assig
Rolgewricht
Bij een rolgewricht rollen de botten over elkaar heen. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de onderarm waarbij het spaakbeen om de ellepijp draait. Ga naar de pagina van het rolgewricht.
Schaniergewricht
Een schaniergewricht werkt net als een schanier van een deur. Het gewricht kan ook alleen maar heen en weer bewegen. Dit gebeurt bijvoorbeeld tussen de vingerkootjes. Ga naar de pagina van het schaniergewricht.
Twee-assig
Zadelgewricht
Bij een zadelgewricht liggen twee zadelvormige botvlakken op elkaar. Er kan hier om twee assen bewogen worden. Een voorbeeld hiervan is het gewricht tussen de handwortel en het middenhandsbeentje van de duim. Ga naar de pagina van het zadelgewricht.
Eivormig gewricht
Het ei- of ook wel ellipsoïd gewricht, heeft een bol en een hol ellipsvormig (eivormig) gewrichtsvlak. Het eivormig gewricht heeft twee bewegingsmogelijkheden. Dit gewricht is te vinden tussen de vinger en de handplam. Ga naar de pagina van het eivormig gewricht.
Drie-assig
Kogelgewricht
Een kogelgewricht bestaat uit een kogel in een kom. Dit gewricht heeft veel bewegingsvrijheid. Dit gewricht zit bijvoorbeeld in je heup en in je schouder. Je kan je arm voor- en achterwaarts, maar ook zijwaarts bewegen. Daarnaast kan je je bovenarm in zijn eigen lengterichting roteren. Ga naar de pagina van het kogelgewricht.
In het menselijk lichaam komt spierweefsel voor in:
A
1 vorm
B
3 vormen
C
2 vormen
D
4 vormen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het maag-darmstelsel, bloedvaten, luchtwegen en voortplantingsorganen zijn voorbeelden van:
A
Willekeurige spieren
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Glad spierweefsel
D
Hartweefsel

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We hebben met spieren de 'origo' en de 'insertio' sleep de goede betekenis naar de woorden. 
Origo
Insertio
Begin
Eind

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spieren werken samen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef een voorbeeld hoe spieren samenwerken met de woorden 'Agonist' en 'Antagonist'

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Pectoralis major (grote borstspier)
Biceps brachii (biceps/tweehofdige armbuiger)
Deltoideus (deltaspier/driehoekspier)
Gastrocnemius (kuit/kuitbeenspier)
Triceps brachii (triceps/driehoofdige armbuiger)

Slide 20 - Sleepvraag

1 Pectoralis major (grote borstspier)
2 Biceps brachii (biceps/tweehofdige armbuiger)
3 Rectus abdominis (buikspier)
4 Deltoideus (deltaspier/driehoekspier)
5 Trapezius (Monnikskapspier)
6 Triceps brachii (triceps/driehoofdige armbuiger)
7 Latissimus Dorsi (brede rugspier)
8 Gluteus Maximus (grote bilspier)
9 Gastrocnemius (kuit/kuitbeenspier

Een spiervezel bestaat uit myofibrillen, waar vindt dan op het kleinste niveau het samentrekken plaats:
A
Kern
B
Sarcomeer
C
Membraan
D
Haarvaten

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor beweging kan jij je nog herinneren wat je hebt geleerd? Hoe ging dat?

Slide 23 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Motorisch leren gebeurt in 3 fases, zet ze op de goede volgorde
1
2
3
Cognitieve fase
Autonome fase
Associatieve fase

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

2

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:40
De grote bloedsomloop loopt dus tussen je hart en longen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

03:32
Slagaders bevatten zuurstof, met welke kleur wordt dit meestal aangegeven?
A
Rood
B
Blauw

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hebben jullie nog vragen?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies