les 2 LO2 theorie

les 2 traingingsleer 
- Grond motorische eigenschappen
- Verschillende soorten krachtlevering
- hoe hersteld het lichaam
  • overload 
  • reversibiliteit 
  • supercompensatie 
  • verminderde meeropbrengst
  • specifiteit
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Lichamelijke opvoedingMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

les 2 traingingsleer 
- Grond motorische eigenschappen
- Verschillende soorten krachtlevering
- hoe hersteld het lichaam
  • overload 
  • reversibiliteit 
  • supercompensatie 
  • verminderde meeropbrengst
  • specifiteit

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

welke grond motorische eigenschappen herken je bij voetbal?

Slide 3 - Tekstslide

belangrijke grond motorisch eigenschappen voor turnen?
Leg kort uit.

Slide 4 - Woordweb

Werking van de spier
  • Skeletspieren kun je bewust aanspreken
  • Zenuwen sturen een elektrisch signaal naar de spieren. Dit zorgt ervoor dat je spier samentrekt; spiervezels worden dikker of dunner.
  • Bij veel kracht worden er meerdere spiervezels aangespannen
  • Elke spiervezel bevat enkele honderden tot duizenden vezeltjes. Die zorgen ervoor dat de spier kan samentrekken. 

Slide 5 - Tekstslide

Werking van de spier
  • De signalen die je hersenen teruggestuurd krijgen bevatten informatie spier m.b.t. de houding en de positie van je gewrichten.
  •  Spieren kunnen alleen maar trekken. Ze kunnen niet duwen.
  • Heel wat spieren in het lichaam werken op deze in paren. De ene spier trekt een lichaamsdeel de ene kant op, de andere trekt het weer terug. Denk aan je biceps en triceps

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

verschillende soorten kracht

Slide 8 - Tekstslide

Trainen van de spier
  • Na het trainen ontstaan er kleine scheurtjes in de spieren. 
  • Eiwitsynthese van de spiercel: ook wel spierherstel genoemd. 
  • Spiergroei bereik je door je spieren regelmatig dusdanig te belasten dat het lichamelijk evenwicht wordt verstoord. 
  • Bij het herstel van de schade (spierscheurtjes) gaat het verder dan het startniveau (supercompensatie). De spier wordt daardoor groter en sterker. Deze groei van de spieren noemen we hypertrofie

Slide 9 - Tekstslide

Trainen van de spier
  • Met de term ‘supercompensatie’ bedoelen we dus dat het lichaam na een training altijd de neiging heeft om zich te herstellen boven het beginniveau. Na de training en de daardoor ontstane schade herstelt de spier zich en is die, als het goed is, groter en sterker dan vóór de training. Spiergroei.
  • Niet lang wachten om de spiergroep opnieuw te trainen; deze gaat weer terug naar het begin niveau (Atrofie).

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Overload- een goede training, waardoor de evenwicht van het lichaam verstoord wordt. Vervolgens gaat je lichaam….
Herstel- verstoorde evenwicht situatie handhaven en verbeteren, zodat lichaam volgende keer meer aan kan. 

Supercompensatie- tijdelijke toename van prestatievermogen. Belastbaarheid van het lichaam neemt toe. Lichaam geeft kans om voortgang te boeken. (extra herstel). 

Slide 12 - Tekstslide

supercompensatie

Slide 13 - Tekstslide

overige trainingsprincipes 
Specificiteit

Je wordt alleen beter in dat gene wat je traint. Train gericht als je ergens beter in wilt worden. Je kan je rug trainen om sterker te worden, maar dat betekent niet dat je beter wordt in pull ups. Doe pull ups om beter in pull ups te worden. 
Wet van de verminderde meeropbrengst
Hoe ongetrainder je bent des te meer resultaat kun je van een training verwachten. Naarmate je meer getraind bent zal de prestatieverbetering door een verhoging van de trainingsbelasting geringer zijn.
Reversibiliteit
Al je trainingsresultaten verdwijnen weer wanneer je niet meer traint. Als je minder gaat trainen zal je prestatie achteruit gaan.



Slide 14 - Tekstslide

FITT principe
Met behulp van het FITT principe heb je een handvat om de trainingen en het trainingsprogramma zo te ontwerpen dat er een goed eindresultaat te verwachten is.

FITT staat voor:
F= frequentie, hoe vaak train je in de week?
I = Intensiteit, hoe zwaar ga je trainen?
T= Trainingsduur, hoelang duurt een training?
T= Type activiteit, welke trainingsvorm en oefeningen kies je?  




Slide 15 - Tekstslide

EHBSO
Eerste hulp bij sport ongevallen 
ICE - regel
 Immobilisatie, Compressie Elevatie. 
Al deze handelingen voer je uit om de zwelling tegen te gaan.  

Slide 16 - Tekstslide

Schijf van 5

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

BMI

Slide 19 - Tekstslide

BMI uitrekenen
Als je bijvoorbeeld 65 kilo weegt en je bent 1,70 meter lang, dan bereken je je BMI als volgt: 65 kilo / (1,70 x 1,70 meter) = 22,5.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide