Persoonlijk en Bezittelijk voornaamwoord

Een persoonlijk voornaamwoord ...
A
geeft aan van wie iets is
B
zegt iets over een situatie
C
duidt een persoon of ding aan
D
zegt aan wie iets gegeven wordt
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Een persoonlijk voornaamwoord ...
A
geeft aan van wie iets is
B
zegt iets over een situatie
C
duidt een persoon of ding aan
D
zegt aan wie iets gegeven wordt

Slide 1 - Quizvraag

Weet je nog wat persoonlijke voornaamwoorden zijn? Zoek het persoonlijk voornaamwoord.
A
zijn
B
ik
C
haar
D
mijn

Slide 2 - Quizvraag


HAAR is altijd een persoonlijk voornaamwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

HET kan ook een persoonlijk voornaamwoord zijn...
A
Jazeker!
B
Nee!
C
Ik weet het echt niet...

Slide 4 - Quizvraag

Is 'mij' een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Jorn zegt: 'Die oortjes zijn van mij!'
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 5 - Quizvraag

Check!
Waar zie je persoonlijke en bezittelijk voornaamwoorden?
A
de boeken, de badeendjes
B
ik, jouw, zijn
C
lopen, fietsen, rennen
D
lieve, grote, stoere

Slide 6 - Quizvraag

Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Hij zag haar gisteren nog in het park.  
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 7 - Quizvraag

Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Het was hun idee om een groot feest te organiseren.
  
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 8 - Quizvraag


Is het verwijswoord een 
persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Hun tuin is daar groot genoeg voor.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 9 - Quizvraag

Ik heb ze van Madelon geleend.

Het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
ze
C
Madelon
D
ik / ze

Slide 10 - Quizvraag

Evaluatie
*Check jezelf. Heb je de doelen bereikt? Kun je nu...
1. Ik weet met welke persoonlijke voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden ik kan verwijzen.
2. Ik weet op welke plaats in de zin de persoonlijke voornaamwoorden komen.

Slide 11 - Tekstslide

Afsluiten en opruimen
*Telefoon per tweetal ophalen
*Wachten op de bel
* Bij vertrek stoel netjes aanschuiven en eventueel 'troep'opruimen.

Slide 12 - Tekstslide