B1c mardi 4 et jeudi 6 juin 2024 (présent en passé composé)

B1c 
mardi 4  (présent en passé composé) et 
jeudi 6 juin (delend lidwoord) 2024
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

B1c 
mardi 4  (présent en passé composé) et 
jeudi 6 juin (delend lidwoord) 2024

Slide 1 - Tekstslide

B1c Bonjour!
* Ga rustig zitten op je eigen plaats
* Pak je spullen:
     agenda, pen, chromebook, boeken, schrift
* Zet je tas op de grond naast je tafel

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les 
  • Ken je de tijden van de werkwoorden voor T4 in de o.t.t. en in de v.t.t.
  • Ken je de présent
  • Ken je de passé composé

Slide 3 - Tekstslide

Leren:          
(af)Maken:  


Slide 4 - Tekstslide

D'abord ... : een lesje Nederlands - werkwoorden (1)
De Onvoltooid Tegenwoordige Tijd - O.T.T.

Een activiteit of toestand die nog bezig is of op korte termijn plaatsvindt.

Voorbeelden:
  • Noor eet popcorn tijdens de film.
  • Maaike drukt op de rode knop.
  • Vandaag ben ik jarig.

Slide 5 - Tekstslide

... een lesje Nederlands - werkwoorden (2)
De Voltooid Tegenwoordige Tijd - V.T.T.

De activiteit is afgerond / klaar / gebeurd. 
In de zin staat altijd een voltooid deelwoord MET een hulpwerkwoord (hebben, zijn). 
Het hulpwerkwoord staat in de tegenwoordige tijd.

Voorbeelden:
  • Hij heeft vanochtend hard gewerkt.
  • Mick is geholpen door de dokter.


Slide 6 - Tekstslide

... een lesje Nederlands - werkwoorden (3)
De V.T.T. (Voltooid Tegenwoordige Tijd) -> hulpwerkwoord + voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord is de vorm van het werkwoord die je gebruikt:
  • vinden - gevonden
  • zoeken - gezocht
  • proeven - geproefd

  • Voor de V.T.T. heb je altijd een tweede werkwoord nodig, het Hulpwerkwoord:
  • Ik heb gegeten
  • Ik ben geslaagd

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Welke zin staat in de voltooide tijd?
A
Mijn tante heeft twee kilo tomaten gekocht
B
Mijn tante kocht twee kilo tomaten.

Slide 9 - Quizvraag

Zet de zin in de V.T.T. (voltooid tegenwoordige tijd):
Ik speelde met mijn buurmeisje

Slide 10 - Open vraag

Infinitief = ....

Slide 11 - Woordweb

Et maintenant: en français
Onregelmatige werkwoorden
  1. être
  2. avoir
  3. prendre
  4. aller
Regelmatige werkwoorden
(die eindigen op) -er
bijvoorbeeld:
  • aimer
  • chercher
  • goûter

Van deze werkwoorden ken je 
de présent (o.t.t.)  én de passé composé (v.t.t)
dus: het rijtje (ik, jij, etc.) én het voltooid deelwoord

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Maak nu
  1. testje werkwoorden (classroom)
  2. boek  p.77, 78, 79
  3. klaar? ga dan leren!

Slide 14 - Tekstslide

jeudi 6 juin (delend lidwoord) 

Slide 15 - Tekstslide

B1c Bonjour!
* Ga rustig zitten op je eigen plaats
* Pak je spullen:
     agenda, pen, chromebook, boeken, schrift
* Zet je tas op de grond naast je tafel

Slide 16 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les 
  • Ken je de lidwoorden (weer)
  • Ken je het delend lidwoord
  • Weet je wanneer je welk (delend) lidwoord gebruikt
  • Heb je de Lire extra gemaakt

Slide 17 - Tekstslide

Het Delend Lidwoord
Wat is dat en wanneer gebruik je het? 
(je moet het delend lidwoord kunnen herkennen)



Eerst even de lidwoorden die je al kent ...


Slide 18 - Tekstslide

In het Frans zijn dit de lidwoorden: ...

Slide 19 - Woordweb

Vertaal het lidwoord:
l' homme

Slide 20 - Open vraag

Vertaal het lidwoord:
les baguettes

Slide 21 - Open vraag

Vertaal het lidwoord:
une salade

Slide 22 - Open vraag

De Franse lidwoorden

enkelv. m.
enkelv. v.
enkelv. m/v
meerv. m/v
de, het
le   = de/het
la   = de/het
l'    = de/het
les = de

bepaald lidwoord

een
un    = een
une  = een 

des  = - -

onbepaald lidwoord

Slide 23 - Tekstslide

In het Nederlands gebruik je niet altijd een lidwoord
Voorbeeld: Ik neem kaas. Ik neem water.
Je weet niet hoeveel kaas of hoeveel water. Dat wordt niet gezegd.

In het Frans gebruik je dan een delend lidwoord.
In het Nederlands bestaat dat niet, je kunt het dus niet vertalen.

Slide 24 - Tekstslide

Delend lidwoord

enkelv. m.
enkelv. v.
enkelv. m/v
meerv. m/v

de le = du
de la
de l'
de les = des
     Je prends ...
           du fromage
           de la confiture 
           de l'eau 
           des tomates 
  
Ik neem ...
     kaas
     jam
     water
     tomaten

Slide 25 - Tekstslide

Dus ...
bij een onbekende hoeveelheid 
              in een gewone, bevestigende zin
                    en als wij in het Nederlands geen lidwoord gebruiken,

dan gebruik je in het Frans het delend lidwoord voor het zelfstandig naamwoord.


Slide 26 - Tekstslide

Maar ... (1)
Je gebruikt in het Frans het woordje de (zonder het lidwoord)

- na een woord van hoeveelheid:
      Elle prend un kilo de fromage.     Zij neemt een kilo kaas.
      Elle prend un litre de lait.               Zij neemt een liter melk.
- na een ontkenning:
      Elle ne prend pas de fromage.    Zij neemt geen kaas.

Slide 27 - Tekstslide

Maar ... (2)
Staat er een aantal / een getal / een telwoord?

Dan gebruik je alleen het telwoord:     Je prends cinq bananes.

Slide 28 - Tekstslide

Samengevat:
> je weet niet hoeveel
> je weet wel hoeveel
> ontkenning
> je weet het aantal
Je prends des bananes.
Je prends un kilo de bananes.
Je ne prends pas de bananes.
Je prends six bananes.

Slide 29 - Tekstslide

Het (delend) lidwoord is mij nu ....% duidelijk
0100

Slide 30 - Poll

Slide 31 - Video

presentatie op classroom
deze uitleg staat op de classroom


Slide 32 - Tekstslide

Maak nu
  1. testje (delend) lidwoord (classroom)
  2. boek  p.77, 78, 79
  3. klaar? ga dan leren/oefenen
  4. quizlet

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Pak nu rustig je tas in.
Wacht op je stoel tot de bel gaat.
Schuif dan je stoel aan en verlaat het lokaal.

Slide 36 - Tekstslide