HC Verlichting en herhaling hoofdstuk 6 7 en vooral 8
Verlichting en hoofdstuk 8
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 6
In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Verlichting en hoofdstuk 8
Slide 1 - Tekstslide
In 1873 werd gedebatteerd over een wetsvoorstel van Samuel van Houten om fabrieksarbeid door kinderen jonger dan 12 jaar te verbieden. Sommige liberale tegenstanders van zijn voorstel meenden dat dit verbod in strijd was met hun visie op de taak van de overheid. Zij betoogden ook dat de leefomstandigheden van arbeidersgezinnen zouden verslechteren door deze wet. Licht de bezwaren van deze tegenstanders toe door aan te geven: - waardoor de leefomstandigheden van arbeidersgezinnen zouden kunnen verslechteren door deze wet.
Slide 2 - Open vraag
Bekijk de afbeelding. Leg uit: - bij welke politiek-maatschappelijke stroming de maker van deze afbeelding waarschijnlijk hoort - wat de boodschap van de tekenaar is Gebruik in beide onderdelen bronelementen.
Slide 3 - Open vraag
Wat is de naam van het tijdvak? Vul aan: de tijd van
Slide 4 - Open vraag
Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort bij de 18e eeuw?
A
De moderne vorm van imperialisme
B
De democratische revoluties in de Europese landen
C
De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen
D
‘verlicht denken’ dat wordt toegepast op alle terreinen van de samenleving
Slide 5 - Quizvraag
Alles voor het volk, maar niets door het volk past het best bij...
A
rationeel optimisme
B
democratische revolutie
C
abolitionisme
D
verlicht absolutisme
Slide 6 - Quizvraag
Welk kenmerkend aspect of onderdeel daaruit, hoort bij de 17e eeuw?
A
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en wereldeconomie
B
Voortbestaan van het ancien régime en verlicht absolutisme
C
De protestantse reformatie en de splitsing van de christelijke kerk
D
De democratische revoluties in westerse landen
Slide 7 - Quizvraag
Wie bedacht de Trias Politica?
A
Diderot
B
Montesquieu
C
Rousseau
D
Locke
Slide 8 - Quizvraag
Welk persoon hoort niet bij het verlicht absolutisme?
A
Jozef II van Oostenrijk
B
Catharina II van Rusland
C
Frederik de Grote van Pruissen
D
Lodewijk XVI van Frankrijk
Slide 9 - Quizvraag
De Franse Revolutie was vooral een ....... en een ...... verandering.
Welke twee woorden horen op de stippellijntjes te staan?
A
economische en culturele
B
economische en sociale
C
politieke en culturele
D
politieke en sociale
Slide 10 - Quizvraag
Veel van de buitenlandse geleerden als Descartes kwamen naar Nederland, waardoor de cultuur tot bloei komt. Waarom kwamen ze juist naar de republiek?
A
hier was gewetensvrijheid
B
hier spreken mensen veel talen
C
Hier waren carrièremogelijkheden
D
Hier was de economie volgens Wyncke beter
Slide 11 - Quizvraag
Welke idealen passen bij de verlichting
A
Vrijheid, gelijkheid en menselijkheid
B
Vrijheid, gelijkheid en broederschap
C
Gelijkheid, terreur en dictatuur
D
Kennis, gelijkheid en volksdictatuur
Slide 12 - Quizvraag
De Wetenschappelijke Revolutie was
A
Een tijd waarin mensen uit alle klassen meer wetenschap gingen beoefenen.
B
Een tijd waarin wetenschap in no time heel erg veranderde.
C
Een tijd waarin wetenschap veranderde.
D
Een tijd waarin de encyclopedie belangrijk werd.
Slide 13 - Quizvraag
Welke stad was in tijdvak 6 de belangrijkste stapelmarkt in Europa
A
Brugge
B
Antwerpen
C
Amsterdam
D
Londen
Slide 14 - Quizvraag
Bij welke eeuw hoort de tijd van Burgers en Stoommachines?
A
17e
B
18e
C
19e
D
20e
Slide 15 - Quizvraag
De tijd van Burgers en Stoommachines hoort bij de .. tijd (naam van periode)
Slide 16 - Open vraag
Noteer het kenmerkend aspect dat het beste in verband kan worden gebracht met De Verlichting (tijdvak 7)
Slide 17 - Open vraag
Welke groep speelde een belangrijke rol in het ontstaan van de Industriële Revolutie?
A
Handelskapitalistische ondernemers
B
Boeren die voor voedseloverschot zorgen
C
Uitvinders van de stoommachine
D
De bourgeoisie die groeide
Slide 18 - Quizvraag
De periode na 1890 noemen we ook wel de
A
Tweede Industriële Revolutie
B
Derde Industriële Revolutie
C
De Roaring Nineties
D
De Grote Doorbraak
Slide 19 - Quizvraag
Ik wil graag dat alles blijft bij het oude, het liefst zou ik teruggaan naar hoe het vroeger was.
A
Confessioneel
B
Conservatief
C
Communistisch
D
Consequent
Slide 20 - Quizvraag
Ik vind dat de staat niet verantwoordelijk is voor het oplossen van het armoedeprobleem in de samenleving.
A
Confessioneel
B
Liberaal
C
Socialistisch
D
Nationalistisch
Slide 21 - Quizvraag
Volgens dit kiesrecht, mag alleen een kleine groep mensen stemmen.
A
Passief kiesrecht
B
Censuskiesrecht
C
Budgetkiesrecht
D
Actief kiesrecht
Slide 22 - Quizvraag
In welk land is de revolutie van 1848 het minst goed geslaagd
A
Engeland
B
Nederland
C
Frankrijk
D
Duitsland
Slide 23 - Quizvraag
Leg in eigen woorden uit wat een emancipatiebeweging is en geef een voorbeeld uit de 19e eeuw + een hedendaags voorbeeld.
Slide 24 - Open vraag
De schoolstrijd ging om:
A
Het recht om confessionele scholen te stichten
B
Het recht om bijzondere scholen te stichten
C
Het betalen van de overheid voor alle scholen, ook speciale scholen
D
Het betalen van de overheid voor alle scholen, ook bijzondere scholen
Slide 25 - Quizvraag
Welke zin is juist
A
De sociale kwestie ontstond in de 19e eeuw in steden
B
De sociale kwestie ging over slechte werkomstandigheden van leraren
C
Voor de 19e eeuw bestonden er nauwelijks slechte werkomstandigheden
D
De sociale kwestie moest volgens de confessionelen worden opgelost door de regering
Slide 26 - Quizvraag
Het kinderwetje van Van Houten (1874) zorgde ervoor dat er geen kinderarbeid meer plaatsvond.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 27 - Quizvraag
Welke verklaring voor het Modern Imperialisme is juist?
A
Europese landen wilden graag producten zoals olie, suiker en koffie
B
Europese landen wilden een nieuwe afzetmarkt aanboren
C
Europese landen wilden graag kolonies om hun macht te kunnen tonen
D
Europese landen wilden de kennis over de wereld verspreiden