Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Werkwoordspelling
Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
Paragraaf 8

 (blz 238)
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
Paragraaf 8

 (blz 238)

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je deze les leren?
* Hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd moet spellen (1F).

Slide 2 - Tekstslide

Welke regel over de pvtt weet jij al?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Aan de slag!
Schrijf van de werkwoorden op slide 7 t/m 9
de ik-vorm op.

Slide 6 - Tekstslide

beklimmen

Slide 7 - Open vraag

mixen

Slide 8 - Open vraag

blazen

Slide 9 - Open vraag


Welke vorm van de persoonsvorm tegenwoordige tijd klopt in de zin?

Ik (raden)... het juiste antwoord.

A
raad
B
raadt
C
raat
D

Slide 10 - Quizvraag


Welke vorm van de persoonsvorm tegenwoordige tijd klopt in de zin?

Hij (bestellen)... een broodje gezond

A
bestel
B
bestelt
C
besteld
D
besteldt

Slide 11 - Quizvraag


Welke vorm van de persoonsvorm tegenwoordige tijd klopt in de zin?

(Vinden)... jij ijs lekker?

A
vind
B
vindt
C
vond
D

Slide 12 - Quizvraag

ik-vorm 

word
ik-vorm + t

wordt
ik-vorm

vermoed
ik-vorm + t

vermoedt
Wanneer (worden) de toets gegeven?
Wanneer (worden) jij opgehaald?
(Vermoeden) de juf niets.
Ik (vermoeden) dat we weggaan.

Slide 13 - Sleepvraag

Aan de slag!
Je gaat maken blz. 239
Opdracht 2,3 en 4.
Online: cursus 7 par. 8

Slide 14 - Tekstslide