Opgaven maken

Even oefenen
Snap jij het?
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Even oefenen
Snap jij het?

Slide 1 - Tekstslide

Volg het schema bij elke zin!

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de ik-vorm van 'bereiden'?

Slide 3 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van ontsnappen?
A
ontsnaap
B
ontsnap
C
ontsnappe
D
ontsniep

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de ik-vorm van schrobben?
A
schroobb
B
schrobb
C
schroob
D
schrob

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de ik-vorm van zaaien?
A
zaai
B
zaaien
C
saai
D
zai

Slide 6 - Quizvraag

Wat weet je nog over het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?

Slide 7 - Open vraag

Om te oefenen ...
Kies bij de volgende vragen de juiste spelling van het werkwoord tussen haakjes.
Pas de spellingregels toe die horen bij de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)

Slide 8 - Tekstslide


Mijn buurman (reizen) naar verre landen
A
reis
B
reist
C
reisd
D
reizen

Slide 9 - Quizvraag


Al jaren (spelen) Pim en Pam in die straat
A
spelen
B
speelden
C
speel
D
spielden

Slide 10 - Quizvraag


(Worden) je een beetje ziek?
A
Wort
B
Wordt
C
Word
D
Worden

Slide 11 - Quizvraag

Tim (veranderen) ieder jaar weer.
A
veranderd
B
verander
C
veranderden
D
verandert

Slide 12 - Quizvraag

Het vuurwerk (leiden) weer tot rellen
A
leid
B
leidt

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?

Mijn vader (downloaden) verschillende programma's op zijn computer.
A
download
B
downloat
C
downloadt

Slide 14 - Quizvraag


Wat is de juiste spelling?

Emma (verzenden) een e-mail.
A
Verzend
B
Verzendt
C
Verzent

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?

Dat bos (branden)helemaal af.
A
brand
B
brandt
C
brant

Slide 16 - Quizvraag

Hoe zou jij het woord spellen?

Joep [bestellen] een frikandel speciaal bij de snackbar.

Slide 17 - Open vraag

Persoonsvorm verleden tijd (lees goed de regels)

Slide 18 - Tekstslide

Sterk of zwak?

DENKEN
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 19 - Quizvraag

tennissen
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord is hier de persoonsvorm?
De hond wordt door de buurman uitgelaten.

Slide 21 - Open vraag

Sterk of zwak?

BIJTEN
A
sterk
B
zwak

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van:
bederven
A
bedorf
B
bedierf
C
bederfte
D
bederfde

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van:
verbieden
A
verbiedde
B
verbood
C
verbad
D
verboodden

Slide 24 - Quizvraag

Mijn broer (kleden) zich gistermorgen heel langzaam aan.
A
kleed
B
kleedt
C
klede
D
kleedde

Slide 25 - Quizvraag

Hij (fietsen) naar huis.
A
fietstte
B
fietsde
C
fietste
D
fietsten

Slide 26 - Quizvraag

Toen de afspraak uitliep, ...... Flip de laatste trein
A
miste
B
mistte
C
misde
D
misdte

Slide 27 - Quizvraag

Vorige jaar ...... ik naar een nieuwbouwhuis in de Dronten.
A
verhuiste
B
verhuis
C
verhuizde
D
verhuisde

Slide 28 - Quizvraag

Hij (antwoorden) snel.
A
antwoorde
B
antwoordde
C
antwoordte
D
antwoortte

Slide 29 - Quizvraag

Welk onderdeel wil je nog extra uitleg over?
pv tt
pv vt zwakke werkwoorden
pv vt sterke werkwoorden

Slide 30 - Poll