Dit is een tas
van mij. - This is a bag
of mine.
Dat is een huis van jou. - That is a house of yours.
Dat is geld van hem/haar. - That is money of his/hers
Dit is een tas van ons. - This is a bag of ours.
Dat is een huis van jullie. - That is a house of yours.
Dat is geld van hen. - That is money of theirs.