Verzekeringen

Verzekeringen - herhaling
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzekeringsrechtMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Verzekeringen - herhaling

Slide 1 - Tekstslide

De persoon die een verzekering sluit met de verzekeraar is:
A
de verzekerde
B
de verzekeringnemer

Slide 2 - Quizvraag

Een verzekering is een:
A
formele, onbenoemde, wederkerige overeenkomst
B
vormvrije, benoemde, eenzijdige overeenkomst
C
formele, onbenoemde, eenzijdige, overeenkomst
D
vormvrije, benoemde, wederkerige overeenkomst

Slide 3 - Quizvraag

Het kenmerk van een sommenverzekering is dat:
A
met de uitkering de vermogensschade van de verzekerde wordt vergoed
B
de verzekeraar altijd een uitkering aan de verzekerde betaalt
C
het niet uitmaakt of met de uitkering schade wordt vergoed

Slide 4 - Quizvraag

Welk risico moet je verplicht verzekeren?
A
Aansprakelijkheid
B
Rechtsbijstand
C
Verkeer
D
Ziektekosten

Slide 5 - Quizvraag

Twee stellingen, wat is juist?
1. Een sommenverzekering keert een bedrag uit dat op voorhand is bepaald als iets zich voordoet.
2. Een persoonsverzekering kan óók een sommenverzekering zijn.
A
Beide stellingen zijn juist
B
Alleen stelling 1 is juist
C
Alleen stelling 2 is juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Twee stellingen, wat is juist?
1. Bij onderverzekering krijg je als verzekerde minder dan de daadwerkelijke schade uitgekeerd.
2. Bij oververzekering krijg je als verzekerde meer dan de daadwerkelijke schade uitgekeerd.
A
Beide stellingen zijn juist
B
Alleen stelling 1 is juist
C
Alleen stelling 2 is juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Ben je verplicht om een strafrechtelijk verleden te vermelden bij de verzekeraar?
A
Nee, niet relevant voor een verzekering
B
Ja, altijd en van belang voor het morele risico
C
Ja, indien dit is voorgevallen binnen acht jaar
D
Ja, als dit gaat om persoonsverzekeringen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een persoonsverzekering?
A
De verzekering van je echtgenoot of echtgenote
B
Een verzekering die het leven of gezondheid van een persoon betreft
C
Te zorgen dat iemand een goed persoon wordt
D
Een personendiefstal verzekering

Slide 9 - Quizvraag

Welke van de antwoordopties is een sommenverzekering
A
Levensverzekering
B
WA auto
C
Diefstal auto
D
Woonverzekering

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het verzekerd feit
A
De hoogte van de premie
B
Als je de polis in bezit hebt
C
Het risico waartegen het verzekerde object verzekerd is
D
De totale dekking van de verzekering qua kosten

Slide 11 - Quizvraag

Diegene die de verzekeringsovereenkomst afsluit noem je?
A
De verzekeraar
B
de begunstigde
C
Verzekernemer
D
Verzekeringnemer

Slide 12 - Quizvraag

Een verzekeringsmaatschappij die niet werkt via een tussenpersoon, maar rechtsreeks met de klant communiceert noem je
A
En-Bloc verkoper
B
Direct writer
C
Assurantie persoon
D
Direct verkoper

Slide 13 - Quizvraag

De tussenpersoon ontvangt een bedrag als hij een verzekering verkoopt, dit noem je?
A
Premie
B
Provisie
C
Dekkingsgraad
D
Gewoon betaling

Slide 14 - Quizvraag

Schade die veroorzaakt is door de verzekeringnemer zelf noem je?
A
Eigen gebrek
B
Stomme fout
C
Indeplaatsstelling schade
D
Regresschade

Slide 15 - Quizvraag

De verzekeraar treedt in de rechten die het verzekerde slachtoffer heeft ten opzichte van de veroorzaker van de schade noem je?
A
Salvagerecht
B
Intreedtrecht
C
Meldtplichtrecht
D
Subrogatie

Slide 16 - Quizvraag

Wat is geen plicht van een verzekeringnemer?
A
De polis geautomatiseerd opslaan
B
premie op tijd betalen
C
Mededelingsplicht
D
Schade beperken

Slide 17 - Quizvraag

Een klant heeft een aanvraagformulier niet naar waarheid ingevuld. De verzekeraar heeft dit ontdekt en wil de verzekering alleen onder andere voorwaarden voortzetten.

Welke termijn heeft de verzekeraar om dit kenbaar te maken aan de klant?
A
2 maanden
B
onbeperkt
C
14 dagen

Slide 18 - Quizvraag

Arthur heeft enkele jaren terug een inboedelverzekering gesloten. Op het aanvraagformulier heeft hij toen abusievelijk ingevuld dat zijn woonhuis met pannen is gedekt in plaats van met riet.

Een klein jaar ná het sluiten van de inboedelverzekering ontstaat brand doordat vonken uit Arthurs schoorsteen op het rieten dak zijn terechtgekomen. Zowel aan het woonhuis als de inboedel ontstaat schade. Tijdens een inspectie door de schade-expert komt de verzekeraar achter het niet-meegedeelde feit. Als de inboedelverzekeraar van het rieten dak had geweten, dan zou hij een hogere premie hebben bedongen.
Wat is juist?
A
De verzekeraar hoeft maar een evenredig deel van de schade te vergoeden en mag de premie van de verzekering voor de toekomst aanpassen.
B
De verzekeraar moet de inboedelschade van Arthur volledig vergoeden en mag de premie van de verzekering voor de toekomst aanpassen.
C
De verzekeraar mag de schade op grond van het niet nakomen van de mededelingsplicht afwijzen en de verzekering met onmiddellijke ingang opzeggen.

Slide 19 - Quizvraag

De inboedel van een winkel is verzekerd voor €120.000. De werkelijke waarde van de inboedel is €90.000. Een deel van de inboedel gaat kapot bij een inbraak. De schade bedraagt €44.000. Hoeveel wordt er door de verzekering uitgekeerd?

Slide 20 - Open vraag

De inboedel van een winkel is verzekerd voor €90.000. De werkelijke waarde van de inboedel is €120.000. Een deel van de inboedel gaat kapot bij een inbraak. De schade bedraagt €44.000. Hoeveel wordt er door de verzekering uitgekeerd?

Slide 21 - Open vraag

Met welk beginsel wordt het begrip aangeduid dat mensen niet rijker mogen worden van een schade-uitkering

Slide 22 - Open vraag

Wat is het kenmerk van een overlijdensrisicoverzekering?
A
Keert uit bij overlijden vóór een bepaalde datum
B
Keert uit bij overlijden na een bepaalde datum
C
Keert altijd uit
D
Naturaverzekering

Slide 23 - Quizvraag

Hoeveel procent is de assurantiebelasting?

Slide 24 - Open vraag