Formuleren, periode 7

Onderdelen 
incongruentie 
samengestelde zinnen
samentrekkingen
dubbel: pleonasme, tautologie, dub.ontkenning, contaminatie, dubbele voorzetsels
uitdrukkingen met vaste voorzetsels

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Onderdelen 
incongruentie 
samengestelde zinnen
samentrekkingen
dubbel: pleonasme, tautologie, dub.ontkenning, contaminatie, dubbele voorzetsels
uitdrukkingen met vaste voorzetsels

Slide 1 - Tekstslide

Samengestelde zin
In een samengestelde zin staan meerdere persoonsvormen.
- Zinnen worden aan elkaar geplakt met voegwoorden.
- het woordje 'en' kan tussen beide zinnen geplaatst worden
- je ziet soms een komma

Slide 2 - Tekstslide

Schrijf een samengestelde zin met hierin drie persoonsvormen.

Slide 3 - Open vraag

Dubbelop
dubbele voorzetsels
pleonasme
tautologie
dubbele ontkenning

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Pleonasme of tautologie?
Die nutteloze verspilling van papier moet stoppen.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 6 - Quizvraag

Contaminatie, pleonasme of tautologie?
Je moet geen knollen met citroenen vergelijken.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 7 - Quizvraag

Contaminatie, pleonasme of tautologie?
De transfer van De Ligt naar Bayern is definitief rond.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautolgie

Slide 8 - Quizvraag

Contaminatie, pleonasme of tautologie?
Er waren zo'n 150 aanwezige bezoekers.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 9 - Quizvraag

Pleonasme of tautologie?

De politicus heeft met list en bedrog de verkiezingen gewonnen.
A
Pleonasme
B
Tautologie

Slide 10 - Quizvraag


Pleonasme of tautologie?
Wij hoeven tomaten tegenwoordig niet meer uit het buitenland te importeren.
A
Pleonasme
B
tautologie

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een contaminatie?
A
Printen
B
Optelefoneren
C
Door elkaar halen
D
Opnieuw

Slide 12 - Quizvraag

Uitdrukkingen met vaste voorzetsels
Sommige uitdrukkingen bevatten vaste voorzetsels, zoals:
belang hechten aan, grenzen aan, afrekenen met, snakken naar, wachten op, bestand zijn tegen

Slide 13 - Tekstslide

Welk voorzetsels zijn goed gebruikt?
A
Refereren aan / verwijzen naar
B
refereren naar / verwijzen aan
C
refereren naar / verwijzen naar

Slide 14 - Quizvraag