H1 Week 15

Toets Karel ende Elegast
Jullie kunnen dit!
Stilte alsjeblieft. Ook als je klaar bent.
Klaar? Doe iets voor jezelf (of voor een ander vak), maar niet op je laptop.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Toets Karel ende Elegast
Jullie kunnen dit!
Stilte alsjeblieft. Ook als je klaar bent.
Klaar? Doe iets voor jezelf (of voor een ander vak), maar niet op je laptop.

Slide 1 - Tekstslide

H1 Week 15
We gaan aan de slag met 5.8 Spelling waar je leert over het tegenwoordig deelwoord, bijvoeglijk naamwoorden, de trappen van vergelijking en het verschil tussen als en dan. 
Ook ga je weer met Nieuwsbegrip en Vlekkeloos Nederlands verder. Deze week maken jullie vragen over een tekst van Nieuwsbegrip.

Slide 2 - Tekstslide

In het darttoernooi was Niels beter
als/dan de favoriet Max.
A
als
B
dan
C
Weet ik niet

Slide 3 - Quizvraag

Iedereen vond Niels net zo goed als/dan Michael van Gerwen
A
als
B
dan
C
Weet ik niet

Slide 4 - Quizvraag

Leerdoelen
Je leert hoe je het tegenwoordig deelwoord vormt. Ook leer je hoe je bijvoeglijk naamwoorden spelt. Daarnaast leer je hoe je trappen van vergelijking
gebruikt. Daarbij leer je ook over
het gebruik van als en dan.

Slide 5 - Tekstslide

Tegenwoordig deelwoord
Het td geeft aan dat de handeling nog bezig is. Je vormt het td door een -d achter de infinitief te zetten:

Fluiten - fluitend                             De postbode brengt fluitend de post rond.

Mopperen - mopperend               De spelers verlieten mopperend  het veld.

Slide 6 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord
Een bn hoort altijd bij een zn. Het voegt een kenmerk toe aan het zn
de maaltijd - de gezonde maaltijd; het mes - het scherpe mes

In de meeste gevallen zet je -e achter het bn. Dit is niet het geval bij het-woorden voorafgegaan door een:
een gezonde maaltijd; een scherp mes

Slide 7 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord
Stoffelijk bn schrijf je met -en:
de wollen sjaal; het rieten dak; de gouden ring

Maar er zijn uitzonderingen:
een aluminium fiets; een plastic pop

Slide 8 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met "stoffelijk" in een stoffelijk bn?

Slide 9 - Open vraag

Het bijvoeglijk naamwoord
Werkwoorden kunnen ook gebruikt worden als bn:
td e: de lachende leerlingen; de pratende docenten

vd + e: de gezochte man;
de uitgereikte medaille; het bezette pand;
de gewonnen wedstrijd

Slide 10 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Filmpje Talent

Slide 11 - Tekstslide

Weektaak
Talent 5.8
  • Lezen theorie, opdracht 3 a t/m d, 4 t/m 6, 8 t/m 10, 12 t/m 14
Nieuwsbegrip AT en WS
Nieuwsbegrip


Slide 12 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
A4'tje
B
A4t'je
C
A4tje
D
Weet ik niet

Slide 13 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
s' morgens
B
's morgens
C
smorgens
D
Weet ik niet

Slide 14 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
tvs
B
teevees
C
tv's
D
Weet ik niet

Slide 15 - Quizvraag

Weektaak
Talent 5.8
  • Lezen theorie, opdracht 3 a t/m d, 4, 6, 8, 10, 14
Nieuwsbegrip AT en WS
Nieuwsbegrip


Slide 16 - Tekstslide