Klas 2 Lesprogramma kwintaal 4 schrijfopdrachten

 KLASOPSTELLING
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 KLASOPSTELLING

Slide 1 - Tekstslide

Programma kwintaal 4
  • Column schrijven: feedback geven en herschrijven
  • Recensie schrijven over je leesboek (deadline 1 juni)
  • Formuleren en spelling
  • Grammatica: toets tijdens de toetsweek

Literatuurgeschiedenis
  • De Beatrijs

Slide 2 - Tekstslide

RECENSIE
Maak aantekeningen tijdens het lezen van je boek.
Gebruik deze aantekening bij je recensie.

De volgende begrippen moeten in je recensie komen:
- Mening
- Perspectief
- Thema
- Personages en de karakterontwikkeling 

Karakterontwikkeling van het hoofdpersonage

Slide 3 - Tekstslide

RECENSIE 
Recensie
Lees je boek uit van je boekenlijst 
Gebruik je aantekeningen 

Eerste week na de meivakantie schrijf je je recensie en lever je deze in.

Slide 4 - Tekstslide

FEEDBACK GEVEN
  • Wissel je column uit met je buurman/buurvrouw
  • Geef elkaar feedback en herschrijf je column



Slide 5 - Tekstslide

Formuleren 
Leerdoelen:
  • Je leert aantrekkelijk te formuleren door te variëren in woordgebruik en zinsopbouw
  • Je leert dat je woorden die bij elkaar horen, bij elkaar moet plaatsen.

Slide 6 - Tekstslide

De theorie (blz. 122)
Vijf tips!
  1. Zet geen lange bijvoeglijke bepaling voor een zelfstandig naamwoord.
  2. Zet het onderwerp en het gezegde zo dicht mogelijk bij elkaar
  3. Zet de andere werkwoorden van het gezegde dicht bij de persoonsvorm.
  4. Zet bijzinnen die een voorwaarde aangeven, bij het zinsdeel waar ze bij horen.
  5. Splits scheidbare werkwoorden niet als dat niet nodig is.


Slide 7 - Tekstslide

Welke zin is beter en waarom?

1. Tim heeft een waakzame en een hele grote hond.

2. Tim heeft een waakzame hond die heel groot is.

Slide 8 - Open vraag

Welke zin is beter en waarom?

1. Een patiënt kan wegens gebrek aan medicijnen veel zieker worden.
2. Een patiënt kan veel zieker worden wegens gebrek aan medicijnen.

Slide 9 - Open vraag

Welke zin is beter en waarom?
1. Mijn zus gaat binnenkort trouwen, maar ze heeft nog geen trouwjurk gekocht.
2. Mijn zus gaat binnenkort trouwen, hoewel ze nog geen trouwjurk gekocht heeft.

Slide 10 - Open vraag

Welke zin is beter en waarom?

1. Als zij beter gaat luisteren, zegt mijn moeder, dan mag ze naar balletles.
2. Mijn moeder zegt dat ze naar balletles mag als ze beter gaat luisteren.

Slide 11 - Open vraag

Welke zin is beter en waarom?

1. Denk jij dat die jongen hem na heeft geaapt?
2. Denk jij dat die jongen hem heeft nageaapt?

Slide 12 - Open vraag

 Maak opdracht 2 (blz. 123)
Opdracht 2: Verbeter de zinnen  1 t/m 10 
Klaar?
Vergelijk de zinnen met je buurman of buurvrouw.




timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide

Formuleren 
Leerdoelen:
  • Je leert aantrekkelijk te formuleren door te variëren in woordgebruik en zinsopbouw
  • Je leert dat je woorden die bij elkaar horen, bij elkaar moet plaatsen.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 2 (blz. 123)
Bespreken
Opdracht 2: Verbeter de zinnen  1 t/m 10 




Slide 15 - Tekstslide

Variatie in woordgebruik
Een tekst wordt snel saai als je steeds dezelfde woorden gebruikt. Het is beter om wat variatie aan te brengen.

  • Gebruik synoniemen
  • Gebruik verwijswoorden


Slide 16 - Tekstslide

Wat is een synoniem?

Slide 17 - Open vraag

Verwijswoorden
De leerlingen maakten hun huiswerk af en daarna speelden zij buiten
De hond van mijn buren is erg luidruchtig; hij blaft de hele nacht.
Lisa las een spannend boek en kon het niet wegleggen.
De man kocht een nieuwe auto, die erg snel was

Slide 18 - Tekstslide

Schrijf een zin waarin je een verwijswoord gebruikt.

Slide 19 - Open vraag

Bedenk drie synoniemen voor 'vrienden'.
timer
2:00

Slide 20 - Open vraag

Noem drie synoniemen voor 'gelukkig'.
timer
2:00

Slide 21 - Open vraag

OPDRACHT
Maak opdracht 1, 2 H1 Formuleren (blz. 32)

Pak je column erbij en herschrijf je column.
  • Pas synoniemen toe in je column
  • Maak gebruik van verwijswoorden
  • Herschrijf te lange zinnen



Slide 22 - Tekstslide

Schrijfopdrachten
  • Nieuwsbericht
  • Column
  • Recensie

Je levert alle schrijfopdrachten in!
Cijfer: schrijfopdracht + toets grammatica in de toetsweek

Slide 23 - Tekstslide

Wat schrijf je in een
boekrecensie?

Slide 24 - Woordweb

RECENSIE
Maak aantekeningen tijdens het lezen van je boek.
Gebruik deze aantekening bij je recensie.

De volgende begrippen moeten in je recensie komen:
- Mening
- Perspectief
- Thema
- Personages en de karakterontwikkeling 

Karakterontwikkeling van het hoofdpersonage

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht
Selecteer de tekst van de recensie en zet deze in Word om zinnen en woorden te markeren.
Mening
Onderbouwing mening
Beoordelingswoorden

Slide 27 - Tekstslide