Feiten, meningen en argumenten deel 2 na de vakantie

Wat gaan we doen?
Datum toets
Lesdoel kort bespreken
Korte video over feiten en meningen
Quiz: feit of mening?
Zelfstandig werken + opdrachten nakijken
Kahoot

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
Datum toets
Lesdoel kort bespreken
Korte video over feiten en meningen
Quiz: feit of mening?
Zelfstandig werken + opdrachten nakijken
Kahoot

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
2e uur
Uitleg argumenten
Oefenen met argumenteren
Kijken en luisteren: debat


Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
  • Je weet wat feiten en meningen zijn
en je kan van beide een voorbeeld geven. 
  • je kan in een tekst feiten en meningen herkennen. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Feiten 
Feiten: zijn dingen die echt zo zijn. Je kunt controleren of ze waar/onwaar zijn. --> objectief
  1. Er staan nu 30% minder koeien in de wei dan vorig jaar.
  2. In 1985 liepen er zomers 2.3 miljoen koeien in de wei.

Vraag je wel altijd af of een feit geloofwaardig is. Soms zijn ze namelijk lastig te checken. Wees kritisch!

Slide 5 - Tekstslide

Mening
Mening: zijn dingen waar je het mee eens of oneens kan zijn. 
--> subjectief
  1. Het is een mooi gezicht: grazende koeien in de wei
  2. Veel meer boeren zouden hun koeien naar buiten moeten doen.

Meningen herken je (vaak) aan signaalwoorden: ik vind..., volgens mij...

Slide 6 - Tekstslide

Schrijf op wat een feit/mening is en geef voorbeelden

Slide 7 - Woordweb

Feit of mening?
M&M's zijn de lekkerste snoepjes
A
Mening
B
Feit

Slide 8 - Quizvraag

Feit of mening?
M&M's zijn snoepjes die bedacht zijn in Amerika
A
Feit
B
Mening

Slide 9 - Quizvraag

Feit of mening?


Een normaal zakje M&M's bevat een vaste verdeling van bruine, rode, gele, groene en oranje en blauwe M&M's
Een normaal zakje M&M's bevat een vaste verdeling van groene, rode, blauwe, gele, bruine en oranje M&M's
A
Mening
B
Feit

Slide 10 - Quizvraag

Feit of mening?
Ik heb liever de gele verpakking M&M's
A
Feit
B
Mening

Slide 11 - Quizvraag

Feit of mening?
M&M's zijn, volgens mijn moeder, veel te duur
A
Mening
B
Feit

Slide 12 - Quizvraag

Feit of mening?
Elke M&M wordt bedrukt met een kleine letter 'm'
A
Feit
B
Mening

Slide 13 - Quizvraag

Opdrachten maken
Maak opdracht 2, 3 en 4 op blz. 86-90.

Deze opdrachten gaan we bespreken op de maandag na de vakantie. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Nederlands 31-10
Wat gaan we doen in deze les?
  1. Opdrachten nakijken
  2. Datum toets
  3. Mening, feiten en argumenten 
  4. Oefenen met argumenteren
  5. Kijken en Luisteren --> debat

Slide 16 - Tekstslide

Datum toets
Maandag 14 november 2e uur:
Lezen
Kijken + Luisteren 

Slide 17 - Tekstslide

Opdrachten nakijken
We kijken opdracht 1 en 2 na op blz. 40 

Slide 18 - Tekstslide

Argumenten
Als je een mening vertelt, kan je met een argument uitleggen waarom je deze mening hebt. 

Met goede argumenten kan je een ander overtuigen

Slide 19 - Tekstslide

Argumenten
De school moet iedere dag om 10:00 uur beginnen in plaats van 8:30 uur.
Wat is een waardevol argument?
  1. Studenten zijn dan meer uitgerust en kunnen dan beter de lesstof in zich opnemen. 

Wat is een nutteloos argument?
  1. Omdat dit gewoon beter is

Slide 20 - Tekstslide

Mening: Op school moeten we alles op de laptop doen.
Geef een nutteloos en een waardevol argument.

Slide 21 - Woordweb

Maak een keuze en geef argumenten.

1. Je moet altijd een anker meesleuren.
2. Alles wat je laat vallen, raak je voor altijd kwijt.

Slide 22 - Open vraag

Argumenten
Argumenten kan je ook in een tekst tegenkomen. Let dan op de volgende signaalwoorden:
  • omdat, daarom, dus, om die reden.
  • doordat, daardoor, waardoor, zodat.
  • met het doel dat, om te, opdat, teneinde, waartoe.
  • want, namelijk, immers.
  • zodat, met het gevolg dat, ten gevolge van.

Slide 23 - Tekstslide

Stelling: Jongeren moeten verplicht tot hun 18e deel uitmaken van een sportclub

Geef 3 argumenten voor en 3 argumenten tegen deze stelling.

Slide 24 - Open vraag

Kijken en luisteren
We gaan een stukje van een debat kijken. 

Lees de vragen en onderstreep hoofdzaken. Zo weet je waar je op moet letten tijdens het kijken.

Beantwoord de vragen (als dat lukt) tijdens het kijken. 

Slide 25 - Tekstslide

Opdrachten maken
We maken eerst opdracht 5 op blz. 46

Daarna maken we opdracht 4 op blz. 44

Slide 26 - Tekstslide