Wanneer een verhaal geschreven is in het Ik-perspectief, kun je dit herkennen aan
De gebeurtenissen worden verteld vanuit de ik-vorm.
Je zit als het ware in het hoofd van de ik-persoon.
Jij beleefd als lezer de verhalen die de hoofdpersoon verteld in de ik-vorm
Slide 12 - Tekstslide
Het Hij/Zij-perspectief
Wanneer een verhaal in het Hij-/zij-perspectief geschreven is, herken je dit aan de volgende punten.
De gebeurtenissen worden in de hij- of zij-vorm verteld.
De lezer beleefd het verhaal aan de zijlijn, naast de hoofdpersoon.
Let op: een schrijver kan ook een wisselend perspectief gebruiken. Dan wisselen verschillende personen elkaar af.
Slide 13 - Tekstslide
In welk perspectief weet speelt de verteller zelf geen rol, maar weet hij alles van alle personages en gebeurtenissen?
A
Ik-vertelperspectief
B
Hij/zij-vertelperspectief
C
Alwetende verteller
D
Geen van drie
Slide 14 - Quizvraag
De tijd
Verhalen en de tijd zijn altijd met elkaar verbonden. Met de tijd wordt namelijk bedoeld hoe het verhaal (ver)loopt. Een verhaal kan op de volgende manieren verlopen:
chronologisch: de volgorde van de gebeurtenissen beschreven van begin naar eind.
voorgeschiedenis: Je start eigenlijk midden in het verhaal.
niet-chronologisch: De volgorde van de gebeurtenissen gaan eigenlijk van het eind naar begin.
Flashback: Wanneer je in het verhaal een sprong terug in de tijd maakt. Er wordt iets beschreven wat eerder is gebeurt en wat voor de lezer van belang is.
Slide 15 - Tekstslide
Opbouwschema van verhalen
Beginsituatie
Dieptepunt
Slot
Ontstaan van probleem
Steeds meer moeilijkheden
Langzame verbetering
Slide 16 - Tekstslide
Tot slot
Je gaat nu uit je boek
blz 168 t/m 172
Opdracht 1 t/m 3 maken
Wat niet af is, is huiswerk voor de volgende les!
Slide 17 - Tekstslide
Wat is een dystopische roman
A
een spannend verhaal met een levensbedreigende situatie
B
het verhaal speelt zich af in de toekomst of in de ruimte of nieuwe techniek speelt een rol
C
het gaat hier om het volwassen worden van de jonge hoofdpersoon
D
een verhaal over een wereld die door rampen of een dictatuur bijna niet meer leefbaar is
Slide 18 - Quizvraag
Leeservaring beschrijven
Als je je leeservaring gaat beschrijven, dan vertel je wat je van het boek vond dat je gelezen hebt.
Je kunt beoordelingswoorden gebruiken om je leeservaring te beschrijven.
Slide 19 - Tekstslide
Beoordelingswoorden
Wat het verhaal met je doet:
Spannend - saai
Duidelijk - verwarrend
Humoristisch - zonder humor
Veel actie - gebeurt weinig in
Verdrietig - vrolijk
Slide 20 - Tekstslide
Beoordelingswoorden
Realistisch of niet-realistisch?
Geloofwaardig - ongeloofwaardig
Herkenbaar - niet herkenbaar
Levensecht - bedacht
Kan echt gebeuren - kan niet echt gebeuren
Slide 21 - Tekstslide
Personages
Hoofdpersoon
Belangrijkste personage in een verhaal.
Meestal één hoofdpersoon. Maar soms ook meer.
Slide 22 - Tekstslide
Personage - hoofdpersoon
je weet wat hij denkt en voelt;
je weet wat zijn karaktereigenschappen zijn;
hij maakt een karakterontwikkeling door.
- round characters!
Slide 23 - Tekstslide
Personages
Hoofdpersoon:
Wordt uitgebreid beschreven: je leest wat deze persoon denkt en voelt.
Heeft meestal een probleem of opdracht in het verhaal dat opgelost of volbracht moet worden.
Slide 24 - Tekstslide
Personage - bijpersoon
je weet gedachten en gevoelens niet;
ze veranderen niet;
ze reageren vaak voorspelbaar.
- flat characters!
Slide 25 - Tekstslide
Wat wordt er bedoeld met de belangrijke kenmerken van een personage uit een verhaal?
A
kleur ogen, kleur haar en zijn/haar lengte
B
geslacht, leeftijd, gezondheid en achtergrond
C
wat het personage doet, zegt of denkt
D
de onderlinge relatie tussen hoofdpersoon, bijfiguren (helper en tegenstander)