poëzie les 2 (30 min)

Poëzie les 2 (30 min.)
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Poëzie les 2 (30 min.)

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de vormeisen en de inhoudelijke eis van een sonnet benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Opfrissen vorige les
  • Je kunt het verschil benoemen tussen proza en poëzie
  • Je kunt het verschil benoemen tussen een traditioneel gedicht en een vrij vers
  • Je kunt de verschillende soorten strofen benoemen
  • Je (her)kent de belangrijkste versvormen

Slide 3 - Tekstslide

Lezen sonnetten in reader

No Second Troy - Jean Pierre Rawie (1951)
De taal der liefde - Driek van Wissen (1943-2010)

Slide 4 - Tekstslide

Vormeisen sonnet 
- 14 regels
- 2 kwatrijnen die samen een octaaf vormen
- 2 terzinen die samen het sextet vormen
- vast rijmschema: abba abba cde cde
- meestal zijn de onderdelen van elkaar gescheiden door een witregel, maar die kan ook ontbreken. 
- meestal heeft een sonnet bovenstaand rijmschema, maar er wordt ook op gevarieerd. 

Slide 5 - Tekstslide

Inhoudelijke eis sonnet
  • wending, volta of chute: deze geeft een bepaalde verhouding of spanning weer tussen octaaf en sextet. Het kan bijvoorbeeld een overgang van algemeen naar bijzonder, van object naar beeld (zie beeldspraak), van objectief naar subjectief, zijn
  • wending kan ook op een andere plaats zitten, bijvoorbeeld na het eerste kwatrijn of na de eerste terzine.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht versvormen schrijven
  • We werken in duo’s
  • Bestudeer nog eens de eisen die aan een sonnet gesteld worden in de reader blz. 6+7
  • Schrijf samen een sonnet
  • Kies daarnaast een tweede versvorm uit en maak samen een gedicht dat voldoet aan de eisen van deze vorm
  • Neem beide gedichten de volgende les getypt op papier mee naar de les

Slide 7 - Tekstslide

Denk aan kenmerken poëzie
  • Bepaalde regellengte en opbouw in strofen
  • Beknoptheid, concentratie in de zinsopbouw
  • Momentopname van een gedachte of gevoel
  • Veel beeldspraak
  • Veel herhaling
  • Meestal maar één persoon aan het woord

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoel bereikt?
Je kunt de vormeisen en de inhoudelijke eis van een sonnet benoemen

We doen een quiz!

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel regels heeft een sonnet?
A
12
B
14
C
16
D
18

Slide 10 - Quizvraag

Wat is geen term voor de tegenstelling die volgt in een sonnet, na regel acht?
A
pointe
B
volta
C
wende
D
chute

Slide 11 - Quizvraag

Hoe noemen we een strofe van drie versregels?
A
kwatrijn
B
distichon
C
sextet
D
terzine

Slide 12 - Quizvraag

Uit hoeveel lettergrepen bestaat een haiku?
A
17
B
15
C
13
D
19

Slide 13 - Quizvraag

Uit hoeveel versregels bestaat een kwatrijn?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 14 - Quizvraag

Uit hoeveel regels bestaat een octaaf?
A
3
B
4
C
6
D
8

Slide 15 - Quizvraag

Uit hoeveel regels bestaat een limerick?
A
4
B
C
5
D
7

Slide 16 - Quizvraag

Uit welk land komt de haiku?
A
Japan
B
Taiwan
C
China
D
Korea

Slide 17 - Quizvraag

Wat zit er in de eerste versregel van een limerick?
A
daar zijn geen regeles voor
B
een hoofdpersoon en plaats
C
een woordgrap
D
een schunnige grap

Slide 18 - Quizvraag

Uit welk land is het sonnet afkomstig?
A
Italië
B
Engeland
C
Westeros
D
Spanje

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een pointe?
A
een soort metrum
B
een ander woord voor chute
C
een refreinregel
D
een grappig slotakkoord

Slide 20 - Quizvraag

Traditionele gedichten herkennen we aan:
A
regelmatige strofebouw
B
duidelijk rijmschema
C
onderwerp is liefde
D
vaste zinslengte

Slide 21 - Quizvraag

Kenmerken van poëzie zijn:
A
beknoptheid
B
meerdere personen aan het woord
C
momentopname
D
bepaalde regellengte en opbouw in strofen

Slide 22 - Quizvraag

Een vrij vers heeft:
A
afwijkende zinslengtes
B
veel regelmaat
C
een rijmschema
D
veen stijlfiguren

Slide 23 - Quizvraag

Een epigram was een populaire dichtvorm in
A
middeleeuwen
B
20ste eeuw
C
renaissance
D
21ste eeuw

Slide 24 - Quizvraag