1TL1 deel 2 2 maart 2022

WELKOM
3 Kader
Welkom
1TL1
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

WELKOM
3 Kader
Welkom
1TL1

Slide 1 - Tekstslide

1TL1 De les start over twee minuten !
- Mobiel in de bak
- Boek, laptop, pen en schrift op  
   tafel
- Tas van de tafel

timer
2:00

Slide 2 - Tekstslide

Programma van de les
1TL1
Programma:
  • Aanwezigheid
  • Mededelingen
  • Waar waren we gebleven
  • Nakijken
  • Uitleg
  • Aan de slag
  • Afsluiting
Lesdoel:
Lijdend voorwerp in een zin kunnen vinden
Mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden

Slide 3 - Tekstslide

Allereerst...
Is iedereen aanwezig?

Slide 4 - Tekstslide

START


- weet je hoe je het lijdend voorwerp van een zin kunt vinden?

- eerder leerde je de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp van een zin vinden


Bladzijde 106 

Taalverzorging Grammatica, over het lijdend voorwerp


taalverzorging

Slide 5 - Tekstslide

ZINSDELEN

De meeste zinnen bevatten een persoonsvorm, een werkwoordelijk gezegde en een onderwerp.


Veel zinnen hebben ook een lijdend voorwerp.

Met het lijdend voorwerp gebeurt iets,

het 'ondergaat' wat in het gezegde staat.

Slide 6 - Tekstslide

Huiswerk
Maken startopdracht, opdracht 1, 2 en 3
Hoofdstuk 4 Taalverzorging grammatica
Over het lijdend voorwerp
bladzijde 106 en 107

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 1 
Opdracht 1
1 pv = hebben
ow = wij
wg = hebben gekregen
Wat hebben wij gekregen? een groot groentepakket = lv
2 pv = hebben
ow = we
wg = hebben gevonden
Wat hebben we gevonden? nieuwe skates = lv
3 pv = houdt
ow = een hogedrukgebied
wg = houdt
Wat houdt een hogedrukgebied op afstand? storingen = lv


Wie ga ik opzoeken? vrienden van de basisschool = lv
5 pv = kun
ow = je
wg = kun bekijken
Wat kun je bekijken? bijzondere schepen = lv
6 pv = vieren
ow = de grootouders van Max
wg = vieren
Wat vieren de grootouders van Max? hun 50-jarig huwelijksfeest = lv

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 1 vervolg
4 pv = ga
ow = ik
wg = ga opzoeken
Wie ga ik opzoeken? vrienden van de basisschool = lv
5 pv = kun
ow = je
wg = kun bekijken
Wat kun je bekijken? bijzondere schepen = lv
6 pv = vieren
ow = de grootouders van Max
wg = vieren
Wat vieren de grootouders van Max? hun 50-jarig huwelijksfeest = lv

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 2
Opdracht 2
1 ow = mijn vader
wg = koopt
lv = croissantjes
2 ow = we
wg = zitten
lv = x
3 ow = archeologen
wg = hebben gevonden
lv = het graf van Nefertiti

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2 vervolg
4 ow = Herma
wg = heeft gewijzigd
lv = haar profielfoto
5 ow = de jachthaven Het Zwanengat
wg = organiseert
lv = een grote receptie
6 ow = de backpacker
wg = heeft verlaten
lv = de Engelse kerk

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 3
Opdracht 3
1 De nieuwe trainer van ADO / besprak / de tactiek /met de aanvoerder van het team.
2 Tijdens het telefoongesprek / vertelde / hij / Loes / de waarheid.
3 Leerlingen op middelbare scholen / drinken / steeds vaker / energiedrankjes.
4 Iedereen / kan / zijn richtingsgevoel / op korte termijn / trainen.
5 Maikel / heeft / op zijn vijftiende / impulsief / zijn roepnaam / veranderd.
6 Een kleurboek voor volwassenen / vinden / de meeste mensen / wel leuk.

Slide 12 - Tekstslide

Nu maken opdracht 4 en 5

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 4
1 je = ow
en leuk weetje = lv
2 jij = ow
op mij = ander zinsdeel
3 Cor = ow
een extra afdruk van die leuke vakantiefoto’s = lv
4 op zijn nieuwe keyboard = ander zinsdeel
zijn favoriete muziek = lv
5 onze nieuwe tuintafel = ow
30 kilo = ander zinsdeel
6 Maya = ow
50 kilometer = ander zinsdeel

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 5
Opdracht 5 *
Eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
1 Mijn moeder / koopt / een modetijdschrift.
2 Ik / wil / de rest / morgen / afmaken.
3 Moet/ Marianne / de keuken / schoonmaken?
4 De vrienden / gaan / morgen / hamburgers / bij MacDonald’s / eten.
5 Vanavond/ eet/ Dirk/ lasagne.
6 Heeft/ hij/ altijd/ de waarheid/ verteld/ aan zijn Franse vader?


Slide 15 - Tekstslide

H4: Taalverzorging formuleren
(bladzijde 108)
Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig

Je kunt opzoeken of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is;
Je kunt de woorden deze, die, dit en dat op de juiste manier gebruiken.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video




het-woorden 

dat, dit 

het --> dat + dit





De-woorden 
 
die, deze

de --> die + deze
Onzijdig
Mannelijk/vrouwelijk

Slide 18 - Tekstslide

Woordenboek
Hoe weet je of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is?
Zoek het op in een woordenboek.

Slide 19 - Tekstslide

Is het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
geen idee

Slide 20 - Quizvraag

De liefde ... hij haar gaf, was heel groot.
A
die
B
dat
C
dit
D
deze

Slide 21 - Quizvraag

Is het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
geen idee

Slide 22 - Quizvraag

Mijn zonen zijn in deze oorlog gestorven, ... stomme oorlog.
A
die
B
dat
C
dit
D
deze

Slide 23 - Quizvraag

Maak een zin met deze woorden. Let op! Kies het juiste verwijswoord.
deze/die - auto - garage

Slide 24 - Open vraag

In de volgende zin staat een fout. Herschrijf de zin.

Het meisje die daar staat, is de zus van mijn vriend.

Slide 25 - Open vraag


Waarnaar verwijzen de onderstreepte woorden?

Tom heeft een rekenmachine voor mij meegebracht, maar zij werkt niet. 
A
Tom
B
de rekenmachine
C
de zus van Tom
D
mij

Slide 26 - Quizvraag

Aan de slag
Maken blz. 108/109 opdracht 1,2,3,5

Slide 27 - Tekstslide

Wat hebben we vandaag geleerd?

Slide 28 - Tekstslide

Einde les

Slide 29 - Tekstslide

Einde van de les

Slide 30 - Tekstslide