Paragraaf 5: verkleinwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1

Welkom bij Nederlands

Pak je leesboek voor je!

Planning

Lezen

Verkleinwoorden

Huiswerk nakijken

Huiswerk maken

DOEL

WE WETEN HOE WE EEN VERKLEINWOORD MOETEN MAKEN.

PROGRAMMA

1 Uitleg verkleinwoorden (5 min)

2 Opdracht (5 min)

3 Aan het werk

VERKLEINWOORD

Van een zelfstandig naamwoord kun je een verkleinwoord maken. 

huis - huisje

bloem - bloempje

tafel - tafeltje

bel - belletje

VERKLEINWOORD

Vaak maak je een verkleinwoord door -je achter het woord te zetten.

haak - haakje

rups - rupsje

VERKLEINWOORD

Soms moet je andere letters toevoegen om het goed te laten klinken. 

Vaak is dat -pje, -tje of -etje

schuim - schuimpje

tuin - tuintje 

wandeling - wandelingetje

VERKLEINWOORD

Als een woord eindigt op -ng, moet je soms de -g vervangen door een -k

koning - koninkje 

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van appel?

1. appeltje
2. appelje
3. appel'tje
4. appeletje

Wat is een verkleinwoord?

1. het baby-bed
2. het poesje
3. de kitten
4. het kuiken

Verkleinwoorden

1. musea
2. museumpje
3. museumtje
4. museum'pje

Verkleinwoorden

1. woningkje
2. woninkje
3. woningetje

Verkleinwoorden

1. bewegingkje
2. bewegingje
3. bewegingetje
4. beweginkje

Een verkleinwoord is altijd een ..... ?

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. werkwoord
4. lidwoord

Verkleinwoorden

1. laatje
2. ladetje

AAN HET WERK 

T11/T12

Hiernaast zie je de opdrachten die je moet maken. Dit staat ook in je planner (Somtoday).