In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag:
Interpunctie
Hoofdletters
Samenstellingen
Meervouden
Slide 2 - Tekstslide
Interpunctie
Slide 3 - Woordweb
Interpunctie = het gebruik van leestekens
Slide 4 - Tekstslide
Lees dit eens hardop voor. Hoe gaat dat?
hallo allemaal welkom bij het onderdeel spelling hoofdletters en leestekens je leert wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken zoals je ziet mist dit hele stuk hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en hoofdletters zijn er voor om teksten makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe moet het dan wel wanneer plaats je een hoofdletter
Slide 5 - Tekstslide
Punt.
Geeft een pauze aan tussen twee zinnen
Aan het eind van een zin schrijf je een punt.
Als de zin eindigt met een afkorting die al een punt heeft, komt er geen tweede punt.
Voorbeeld: Tot ziens op 12 mei a.s.
Slide 6 - Tekstslide
Komma,
Geeft aan dat je bij het lezen kort moet pauzeren.
In een opsomming (maar niet voor het woordje 'en'): Ik heb een hond, twee katten, zes goudvissen en een konijn.
Tussen twee gezegdes: Doordat het heeft gevroren, is het glas buiten.
Voor voegwoorden: Myrthe moet naar de dokter, omdat ze ziek is.
Voor en na een bijstelling: Natasja, die leuke meid, gaat morgen op vakantie.
Voor of nadat iemand wordt aangesproken: Niels, wil je ook een stukje taart?
Voor of na woorden als: ach, hè, etc.: Ach, zoek het uit! Dit vind je leuk, hè?
Slide 7 - Tekstslide
Uitroepteken!
Na een waarschuwende tekst schrijf je vaak een uitroepteken, bijvoorbeeld op een bordje: "Pas op, nat!"
Als je in een tekst wilt laten zien dat iets geroepen wordt, gebruik je ook een uitroepteken, bijvoorbeeld als iemand roept: "Ik ben hier!"
Er komt geen spatie vóór het uitroepteken.
Slide 8 - Tekstslide
Vraagteken?
Na een vraag schrijf je een vraagteken.
Er komt geen spatie vóór het vraagteken.
Slide 9 - Tekstslide
Dubbele punt:
Na een dubbele punt komt meestal een opsomming, een uitleg of een citaat.
Het eerste woord na de dubbele punt krijgt meestal geen hoofdletter (tenzij het een hoofdletterwoord is, zoals een naam). Na de dubbele punt schrijf je wel een hoofdletter als er een volledige zin geciteerd wordt. Bijvoorbeeld:
De dag begint altijd met een heel ritueel: opstaan, douchen, aankleden, ontbijten en naar school.
Er zijn twee mogelijkheden: het gaat door of het gaat niet door.
De minister heeft gezegd: "Hier is geen geld meer voor.“
Slide 10 - Tekstslide
Als ik naar buiten ga doe ik mijn jas wel even aan. Waar moet in deze zin de komma?
A
achter 'ga'
B
achter 'doe'
C
achter 'buiten'
D
Er hoeft helemaal geen komma in deze zin.
Slide 11 - Quizvraag
Hoofdletters
Slide 12 - Tekstslide
Wanneer schrijf je een hoofdletter? Je mag ook een voorbeeld geven.
Slide 13 - Open vraag
Hoofdletters
Begin van een zin
Namen
Citaat na een dubbele punt
Officiële feestdagen (Kerstmis, maar kerstboom!)
Historische gebeurtenissen (Tweede Wereldoorlog)
Aardrijkskundige namen (Limburgse vlaai, Engeland)
Slide 14 - Tekstslide
apple
spanje
dinsdag
zweedse
tulp
evi
appel
cola
pepsi
Slide 15 - Sleepvraag
Samenstellingen
Een samenstelling is een combinatie van twee of meer woorden die los ook een betekenis hebben.