10-1,2,3: Tekstverbanden en signaalwoorden

Tekstverbanden
Tussen woorden, zinnen en alinea's bestaat een verband. Dit noemen we een tekstverband.
Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Tekstverbanden
Tussen woorden, zinnen en alinea's bestaat een verband. Dit noemen we een tekstverband.
Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.

Slide 1 - Tekstslide

Welke signaalwoorden ken je?

Slide 2 - Open vraag

De soorten tekstverbanden:

Slide 3 - Tekstslide

Chronologisch verband
geeft de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde aan.
Gisteren zijn we eerst naar de supermarkt gegaan om boodschappen te doen. 
Toen gingen we naar de supermarkt om boodschappen te doen

Slide 4 - Tekstslide

Chronologisch verband 
Signaalwoorden

daarna, dan, eens, eerst, inmiddels, intussen, later, nadat, nu, ooit, terwijl, toen, uiteindelijk, vervolgens, voordat, vroeger
Voorbeeld

Toen we terugkwamen van vakantie, bleek dat er was ingebroken

Slide 5 - Tekstslide

Concluderend verband
trekt de auteur een conclusie uit eerdere informatie in de tekst.

Al met al kunnen we concluderen dat vapen ongezond is.
Dus we kunnen stellen dat vapen ongezond is.

Slide 6 - Tekstslide

Concluderend verband
al met al, concluderend, daarom, dat houdt in, dus 

Slide 7 - Tekstslide

Opsommend verband
worden bepaalde zaken achter elkaar beschreven.

Slide 8 - Tekstslide

Opsommend verband
bovendien, daarnaast, en, niet alleen ... (maar) ook, om te beginnen, ook (nog), ten eerste, ten tweede, ten slotte, verder, vervolgens

Ik vind dat we hier goed naar moeten kijken. Ten eerste heeft het invloed op de sfeer in de klas. Bovendien zorgt het voor veel onrust. 

Slide 9 - Tekstslide

Tegenstellend verband
laat tegenovergestelde zaken zien.

Slide 10 - Tekstslide

Tegenstellend verband
aan de ene kant … aan de andere kant, (daar staat) tegenover, daarentegen, echter, hoewel, maar, ofschoon, ondanks dat, toch

Hoewel de Tweede Kamer hier nog over moet debatteren, lijkt er een meerderheid voor dit wetsvoorstel te zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Toelichtend verband
wordt extra informatie bij een onderwerp gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Slide 12 - Tekstslide

Toelichtend verband
als, bijvoorbeeld, denk (maar) aan, neem nou, zo, zoals


Dat hebben we in het verleden al eerder gezien. Denk maar aan 9/11. 


Slide 13 - Tekstslide

Toch vrezen wij voor onze banen.
Welk tekstverband is het?
A
Chronologisch
B
Samenvattend
C
Tegenstellend
D
Opsommend

Slide 14 - Quizvraag

Ter illustratie wil ik u het volgende laten zien.
Welk tekstverband is dit?
A
Toelichtend
B
Opsommend
C
Tegenstellend
D
Chronologisch

Slide 15 - Quizvraag

Ik ben niet naar school geweest, want ik was ziek.
Wat is het signaalwoord?
A
ik
B
niet
C
geweest
D
want

Slide 16 - Quizvraag

Ik ben niet naar school geweest, want ik was ziek.
Welk tekstverband is dit?
A
concluderend
B
opsommend
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 17 - Quizvraag

Eerst moet je goed sparen. Daarna kun je de nieuwe Iphone kopen en vervolgens kun je die game weer spelen. Noteer de signaalwoorden

Slide 18 - Open vraag

Eerst moet je goed sparen. Daarna kun je de nieuwe Iphone kopen en vervolgens kun je die game weer spelen.
A
Chronologisch
B
Opsommend
C
Tegenstellend
D
Toelichtend

Slide 19 - Quizvraag

Maken/huiswerk
Havo: blz. 10 opdracht 1, 3 en 5
Vwo: blz. 11 opdracht 1, 5 en 7

Slide 20 - Tekstslide

Woensdag

Slide 21 - Tekstslide

Welkom!
Neem blz. 18 alvast voor je en lees de groene theorie. Maak eventueel aantekeningen en markeer belangrijke punten. Dit komt terug in de toets!

Leg ook jouw huiswerk open klaar.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Doel-middelverband
Een doel-middelverband geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.

Signaalwoorden: opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van

Pizzadeeg moet je minstens tien minuten kneden, zodat het mooi soepel en elastisch wordt.

Slide 24 - Tekstslide

Oorzakelijk verband
Een oorzakelijk verband laat zien waardoor iets gebeurt. Je hebt hier zelf geen invloed op. 

Bijbehorende signaalwoorden: 
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij, door te


'Vandaag werd ik op de fiets aangehouden door de politie. Daardoor kwam ik te laat op school.'




Slide 25 - Tekstslide

Redengevend verband

  • Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
  • Signaalwoorden o.a.: daarom, want, omdat
  • Voorbeeld: Paul wast de auto, omdat hij daar geld voor krijgt.

Slide 26 - Tekstslide

Samenvattend verband

Een samenvattend verband geeft informatie uit de tekst op een verkorte manier.


signaalwoorden: kortom, samengevat, met andere woorden etc.



Slide 27 - Tekstslide

Samenvattend verband
signaalwoorden
voorbeeld
kortom, om kort te gaan, samenvattend, al met al
Kortom, ik ga naar de supermarkt. 

Slide 28 - Tekstslide

Welk tekstverband herken je? 'Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.'
A
Doel-middelverband
B
Vergelijkend verband
C
Samenvattend verband
D
Concluderend verband

Slide 29 - Quizvraag

Vergelijkend verband

Een vergelijkend verband geeft aan

dat er dingen met elkaar vergeleken worden.


Er wordt een verschil of overeenkomst genoemd.


Slide 30 - Tekstslide

Vergelijkend verband
signaalwoorden
voorbeeld
net zoals, evenals, vergeleken met
Ik ga op vakantie naar Frankrijk, net zoals Liesje. 

Slide 31 - Tekstslide

Maken/huiswerk
Blz. 18: opdracht 3, 5 en 8
Klaar? Online methode:
Cursus 1 §1 herhaling leerjaar 1 hv

Slide 32 - Tekstslide