Thema 2 - 2.1 Voeding en vertering: voedingsmiddelen en voedingsstoffen

2.1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we vandaag doen?
nieuw thema: thema 2 Voeding en vertering
nieuwe theorie: 2.1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
zelf aan de slag

--> Lessen via website: www.weet wat je eet.nl + opdrachten.
Opdrachten worden beoordeeld als S.O.
--> Afronding van thema 2 met een toets.



Slide 2 - Tekstslide

Thema 2 Voeding en vertering
De basisstoffen:
1. Voedingsmiddelen en voedingsstoffen     --> les 1
2. Gezonde voeding                                                 --> les 1
3. Hoeveel is gezond?                                             --> les 2
4. Voedselverwerking                                             --> les 2



Slide 3 - Tekstslide

Thema 2 Voeding en vertering
De basisstoffen:
5. Voedselbereiding                                                 --> les 3
6. Het verteringsstelsel                                          --> les 3
7. De organen voor vertering                               --> les 4
8. Je gebit                                                                     --> les 4

Toets thema 2 = de week van 5 december

Slide 4 - Tekstslide

De leerdoelen
  • Je weet wat een voedingsgewoonte is en kunt voorbeelden noemen waar een voedingsgewoonte mee te maken heeft
  • Je weet het verschil tussen plantaardige en dierlijke voedingsmiddelen en kunt voorbeelden noemen
  • Je kunt de zes groepen voedingsstoffen benoemen
  • Je kunt twee functies benoemen van voedingsvezels

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je al over
voeding?

Slide 6 - Woordweb

2.1 Voedingsmiddelen/voedingsstoffen
Er zijn verschillende redenen om te eten:
- om in leven te blijven of omdat je honger hebt
- omdat het lekker is
- omdat het gezellig is

Slide 7 - Tekstslide

2.1 Voedingsmiddelen/voedingsstoffen
Wat je thuis eet, heeft te maken met je voedingsgewoonten.
Voedingsgewoonten = wat je gewend bent te eten en hoe je gewend bent te eten.

Voedingsgewoonten hebben te maken met:
- iemand religie (geloof)
- klimaat van het land waar je woont
- of je het belangrijk vindt om gezond te eten
- wat je lekker vindt


Slide 8 - Tekstslide

Voedingsgewoonten:
(te maken met: cultuur, religie, klimaat, wat je lekker / belangrijk vindt)

Slide 9 - Tekstslide

2.1 Voedingsmiddelen/voedingsstoffen
Voedingsmiddelen =  alles wat je eet en drinkt (wat je in de supermarkt koopt)

Er bestaan verschillende soorten voedingsmiddelen:
- plantaardige voedingsmiddelen (groente, fruit, granen)
- dierlijke voedingsmiddelen (eieren, melk, vlees)

Slide 10 - Tekstslide

Plantaardige-en dierlijke voedingsmiddelen
Plantaardige voedingsmiddelen
Dierlijke voedingsmiddelen
komen van planten
komen van dieren
Voorbeelden:
appel, brood
Voorbeelden:
Kaas, vlees

Slide 11 - Tekstslide

plantaardig

Slide 12 - Tekstslide

dierlijk                          

Slide 13 - Tekstslide

2.1 Voedingsmiddelen/voedingsstoffen
Voedingsmiddelen bevatten voedingsstoffen.
Je lichaam heeft voedingsstoffen nodig.


Welke voedingsstoffen ken je?

Slide 14 - Tekstslide

Voedingsstoffen
(zitten in voedingsmiddelen)
Koolhydraten:
verzamelnaam voor suiker en zetmeel

Vitaminen:  A,B,C,D E K

Mineralen:
Bijv.: ijzer, kalk en keukenzout

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Voedingsvezels
  • Zijn géén voedingsstoffen
  • = celwanden plantaardige cellen
  • Functie:  1. geven vol gevoel   2. zorgen voor goede darmwerking

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

2.1 Voedingsmiddelen/voedingsstoffen
Op verpakte voedingsmiddelen staat een etiket. Hierop staat welke voedingsstoffen er in het voedingsmiddel zitten.

Water staat niet op het etiket.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Een voedingsgewoonte kan afhangen van:
A
religie
B
klimaat
C
wat je lekker en/of belangrijk vindt
D
alle antwoorden zijn waar

Slide 22 - Quizvraag

Voorbeelden van plantaardige voedingsmiddelen zijn
A
bloemkool, banaan en melk
B
aardbei, broccoli en vis
C
brood, komkommer en tomaat
D
aardappel, ei en prei

Slide 23 - Quizvraag

Voorbeelden van dierlijke voedingsmiddelen zijn:
A
eieren, melk en vlees
B
wortel, vis en yoghurt
C
pompoen, kaas en speklappen
D
kwark , vis en radijs

Slide 24 - Quizvraag

Koolhydraten is een verzamelnaam voor:
A
Zetmeel en vetten
B
zetmeel en vitaminen
C
zetmeel en eiwit
D
zetmeel en suiker

Slide 25 - Quizvraag

De zes groepen voedingsstoffen zijn:
A
eiwitten, suiker, zetmeel, vetten, water en vitaminen
B
eiwitten, koolhydraten, vetten, water, mineralen en vitaminen
C
eiwitten, suiker, mineralen, vitaminen, vezels en water
D
eiwitten, mineralen, koolhydraten, vezels, vetten en vitaminen

Slide 26 - Quizvraag

Wat is niet waar?
A
Voedingsvezels zijn voedingsstoffen
B
Voedingsvezels zorgen voor een vol gevoel
C
Voedingsvezels zorgen voor goede darmwerking
D
Voedingsvezels zijn celwanden van plantaardige cellen

Slide 27 - Quizvraag

IJzer, keukenzout en kalk zijn voorbeelden van
A
Vitaminen
B
Mineralen
C
Vetten
D
Eiwitten

Slide 28 - Quizvraag

VRAGEN??

Slide 29 - Tekstslide

zelf aan de slag
2.1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen: lees de tekst en maak de opdrachten

opdracht 1 t/m 5

Klaar? Maak dan 'test jezelf'

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video