2h - les 14 Lezen H5+H6 en Fictie opdracht 3

Doelen
Lezen H5
Kritisch leren
Lezen H6
Tekst en publiek

Lezen in een boek
Boekbespreking

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Doelen
Lezen H5
Kritisch leren
Lezen H6
Tekst en publiek

Lezen in een boek
Boekbespreking

Slide 1 - Tekstslide

Lezen H5
Doel: Je leert kritisch lezen.

Slide 2 - Tekstslide

Lezen H5
Via televisie, radio, kranten, tijdschriften en vooral internet kun je snel en makkelijk informatie vinden. Maar die is niet altijd betrouwbaar.

Soms klopt de informatie niet, doordat de auteur niet deskundig genoeg is. Ook kan de informatie in een tekst verouderd zijn. Zo is een artikel van vijf jaar geleden over elektrische auto’s inmiddels al lang ingehaald door nieuwe ontwikkelingen.

Slide 3 - Tekstslide

Lezen H5
Verder kan het voorkomen dat een tekst niet objectief is of dat er informatie wordt weggelaten, omdat de auteur daar belang bij heeft.

Denk aan artikelen in roddelbladen of reclamefolders. In een advertentie voor ijsjes staat bijvoorbeeld ‘als beste getest’, maar er wordt niet vermeld dat aan de test maar een paar mensen meededen en dat het verschil met andere ijsjes minimaal was.

Slide 4 - Tekstslide

Lezen H6: Tekst en publiek
Doel: Je leert over tekst en publiek

Slide 5 - Tekstslide

Lezen H6: Tekst en publiek
Een schrijver houdt altijd rekening met zijn publiek, want anders bereikt hij zijn doel niet. Je kunt aan verschillende dingen zien voor welke lezers een tekst bedoeld is:
- onderwerp
- de bron
- het taalgebruikt
- de lay-out

Slide 6 - Tekstslide

Tekst en publiek
het onderwerp – 

Een tekst over de nieuwste schoolagenda’s is voor jongeren en een tekst over uitjes met je kleinkinderen is voor ouderen.

Slide 7 - Tekstslide

Tekst en publiek
de bron –
Een tekst in Fashionista is voor meisjes en een tekst op de website van Power Unlimited is meer voor jongens. Zo zijn er ook bladen en websites voor vrouwen (LINDA.), mannen (AutoWeek), tuinliefhebbers (Groei & Bloei), dancefanaten (DJ Mag NL) en ga zo maar door. Dagbladen zijn meestal gericht op een algemeen publiek.

Slide 8 - Tekstslide

Tekst en publiek
het taalgebruik –
Een tekst in een jongerenkrant heeft korte zinnen en weinig moeilijke woorden. Een wetenschappelijke tekst heeft vaak lange zinnen en veel moeilijke woorden.
– In teksten die voor een specifiek publiek zijn bestemd, lees je meer jargon (vaktermen), zoals ‘blancheren’ en ‘julienne’ in recepten voor kookfanaten.
– Teksten voor jongeren herken je vaak aan typische jongerenwoorden, zoals ‘epic’ en ‘wreed’; ook word je als lezer dan meestal met ‘jij’ en ‘jou’ aangesproken.

Slide 9 - Tekstslide

Tekst en publiek
de lay-out –
Advertenties, teksten voor jongeren en populaire weekbladen voor een breed publiek (zoals Quest, Glossy) zijn vaak rijk geïllustreerd en hebben meestal grote koppen en veel kleuren. Tijdschriften voor een kleiner publiek (zoals Onze Taal, New Scientist) hebben niet zoveel illustraties en zijn vaak zakelijker opgemaakt.

Slide 10 - Tekstslide

Proefwerk
Succes!

Je hebt voor deze toets maximaal 60 minuten.

Klaar? Lezen in een boek!
timer
1:00:00

Slide 11 - Tekstslide

Lezen H5
Je moet een tekst dus kritisch lezen.

Stel bij het kritisch lezen van een tekst het volgende vast:
1. Is de auteur deskundig en onpartijdig? Geeft de tekst informatie over bijvoorbeeld zijn opleiding of zijn beroep?
2. Wat is de bron van de tekst? Met andere woorden: waar(in) is de tekst gepubliceerd?
3. Zijn de mensen die geïnterviewd worden, betrouwbaar en deskundig? Komen er voor- én tegenstanders aan het woord?
4. Is de informatie in de tekst niet verouderd / nog actueel?
5. Klopt het wat de auteur zegt? Laat hij geen belangrijke dingen weg?
6. Gebruikt de auteur sterke argumenten of kun je er makkelijk iets tegen inbrengen?






Maken: proeftoets
timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Lezen H6: Tekst en publiek
Een schrijver houdt altijd rekening met zijn publiek, want anders bereikt hij zijn doel niet. Je kunt aan verschillende dingen zien voor welke lezers een tekst bedoeld is:
- onderwerp
- de bron
- het taalgebruikt
- de lay-out
Maken:
proeftoets
timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide

Nakijken

Slide 14 - Tekstslide

H5 Lezen
1pt 1 A Als de auteur deskundig is, is de tekst meestal betrouwbaar.
1pt 2 goedkoop naar het buitenland bellen
1pt 3 A 5 cent per minuut
2pt 4 Nee – Er staat dat het tarief alleen geldt vanaf een vaste telefoon. Vanaf een mobiele telefoon wordt een toeslag van de provider gerekend.
2pt 5 op grond van de juistheid van de tekst: er is belangrijke informatie weggelaten (informatie die je alleen te weten komt als je de website raadpleegt)

Slide 15 - Tekstslide

H6 Lezen
1pt 1 B niet waar
1pt 2 C verlangen naar huis
2pt 3 Het gaat hier om de dubbele betekenis van ‘ver van huis zijn’. Je bent (meestal) ver van huis als je op vakantie bent, maar je bent ver ook van huis als je problemen hebt. Als je dus problemen hebt terwijl je op vakantie bent, ben je extra ver (= nog verder) van huis.
4x0,5pt 4 (1) mensen die voor hun werk in een nieuwe omgeving wonen, bijvoorbeeld in het buitenland;
  (2) kleuters die voor het eerst naar school gaan;
  (3) studenten die op kamers gaan;
  (4) vakantiegangers die naar het buitenland gaan.
1pt 5 B Heimwee kan leiden tot depressies, stress en gebrek aan eetlust.





Slide 16 - Tekstslide

H6 Lezen
1pt 6 B niet waar
1pt 7 D Dan went hij nooit aan de nieuwe situatie.
2x1pt 8 A een algemeen publiek; dat kun je zien aan de bron: een krant.
  B mensen die last hebben van heimwee, want zij kunnen uit de tekst iets leren.
1pt 9 B Heimwee kan tot ernstige klachten leiden, maar je kunt die voorkomen door een goede voorbereiding op je verblijf ergens anders.

Slide 17 - Tekstslide

Fictie opdracht 3
Maak een presentatie.


Zie opdracht in de Classroom. Lever daar ook in! Uiterlijk 7 juni.

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk
Fictie opdracht 3 inleveren 7 juni

Slide 19 - Tekstslide