belastingrecht - samenvatting op4

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
rechtenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

3 boxen
zorg ervoor dat je weet welke inkomsten in welke box worden belast!!
Dus:
  • werk en eigen bewoonde woning box 1
  • winst bij verkoop aandelen of een winstuitkering als je 5% of meer aandelen in een bedrijf bezit - H 3. 
  • vermogen, dus bij sparen of beleggen 

Slide 3 - Tekstslide

box 1
  • naast inkomsten uit werk dus ook hier inkomsten uit de eigen woning!
  • geen echte inkomsten, maar fictieve/forfaitaire inkomsten uit je woning!
  • bereken je door het %eigenwoningforfait x de WOZ-waarde te doen. Alléén de WOZ-waarde is hier dus van belang én dus het % eigenwoningforfait!! 
  • de hypotheekrente heb je nodig voor het berekenen van de hypotheekrenteaftrek (=  hypotheekrente x hypotheek!!)
  • het bedrag waar je belasting in box 1 over betaald is dus: inkomsten uit werk + inkomsten uit woning - hypoaftrek! Dit is het belastbaar inkomen!!  
  • Let op: al deze % en bedragen krijg je van ons bij de toets!

Slide 4 - Tekstslide

Leontine heeft een jaarsalaris van 80.000. Zij heeft een huis waarop een hypotheek gevestigd is van 300.000 tegen een rentepercentage van 4%. De WOZ-waarde is vastgesteld op 280.000. Percentage= 0,6% Wat is het belastbaar inkomen van Leontine?
Inkomen uit werk:
Inkomen uit woning:
Hypotheekrenteaftrek:
Belastbaar inkomen:

Slide 5 - Open vraag

uitrekenen belasting box 1
  • het belastbaar inkomen moet nu door de schijven heen
  • je hebt altijd met schijf 1 te maken!! dit is in schijf 1 tot max het bedrag dat in de 1e schijf staat x het belasting %!
  • je hebt alléén met schijf 2 te maken als het belastbaar inkomen méér is dan het in schijf 1 genoemde bedrag. Je berekent dan ook alléén over dit meerdere bedrag het % van schijf 2. 
  • de totale belasting is schijf 1 en evt. schijf 2  én dan nog min de heffingskorting!!
  • De tabellen met % en de heffingskorting krijg je van ons!!    

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Tom verdient €9.000 bruto per jaar. Wat betaalt hij?

Schijf I €_____
Schijf II €_____
Korting €3.000 -
Totaal €_____

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Teun verdient €69.000 bruto per jaar. Wat betaalt hij?

Schijf I €_____
Schijf II €_____
Korting €3.000 -
Totaal €_____

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Tineke verdient €100.000 bruto per jaar. Wat betaalt zij?

Schijf I €_____
Schijf II €_____
Korting ____ -
Totaal €_____

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Hoeveel inkomstenbelasting betaalt Leontine nu? Haar belastbaar inkomen is dus 69.680.

Schijf 1:
+ Schijf 2:
-/- Heffingskorting:
= Totaal:

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

box 2
  • dus alléén als je 5% of meer aandelen in een bedrijf hebt
  • heb je dit dan betaal je alleen belasting hierover als je óf:
  1.  een winst (of dividend)uitkering hierover krijgt óf 
  2.  je verkoopt (een deel van) deze aandelen en je maakt hierover winst (= verkoop - aankoop)
  • Over die winst betaal je dan altijd 26,25% belasting
  • Dit % krijg je van ons bij de toets!!

Slide 16 - Tekstslide

Marijke heeft 20% van de aandelen van DAF in handen. Ze besluit 10% te verkopen, zijnde 20000 aandelen. Ze kocht de aandelen 15 jaar geleden voor 4 euro per stuk. Inmiddels zijn ze 10 euro per stuk. Hoeveel belasting betaalt Marijke nu?

Slide 17 - Open vraag

antwoord
20.000 aandelen x 4 euro = 80.000 euro aankoopbedrag
20.000 aandelen x 10 euro = 200.000 euro verkoopbedrag
200.000 -/- 80.000 = 120.000 euro aan winst
120.000 x het vaste belastingtarief in box 2 van 26,25% =
31.500 te betalen aan belasting
 

Slide 18 - Tekstslide

Mark heeft 6% aandelen ASML. Hij krijgt een winstuitkering van ASML over zijn aandelen van 30.000 euro. Hoeveel belasting betaalt hij?

Slide 19 - Open vraag

antwoord
winstuitkering op zijn aandelen a 30.000 euro x 26,25% =
7.875 euro

Slide 20 - Tekstslide

box 3
  • heb je vermogen dan is het van belang dat je niet kijkt naar het echte rendement over je vermogen, maar naar het veronderstelde rendement!! 
  • Dus hoeveel rente je krijgt van de bank is NIET van belang, je kijkt naar de tabel (zie sheet hierna)en dan naar het % in de kolom forfaitair rendement!
  • óók hier dan het vermogen na aftrek vrijstelling door de schijven zoals bij box 1. Dus altijd eerst schijf 1 en alleen het meerdere gaat naar schijf 2 (en als je heel veel vermogen hebt gaat het meerdere ook nog naar schijf 3)
  • heb je dit gedaan dan x het vast % van 30% en dan heb je de belasting!!  
  • ook hier krijg je de tabel en % belasting van ons in de toets!!

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Hoeveel belasting betaal je bij 500.000 euro op je bankrekening ( waarvan de vrijstelling al af is), waarvoor je 2% rente van de bank ontvangt?

Slide 23 - Open vraag

uitkomst
Wat betaal je aan belasting bij een vermogen van 500.000?
over schijf 1:  72.789 x 1,789% = 1.302,20
over schijf 2: 500.000 -/- 72.789 = 427.211 x 4,185% = 17.878,78
1.302,20 + 17.878,78 = 19.180,98 x 30% belastingtarief = 5.754,29

Slide 24 - Tekstslide

erfbelasting
  • bij erfbelasting betaal je als erfgenaam alléén belasting over het bedrag dat overblijft ná aftrek van de vrijstelling!!
  • de hoogte van de vrijstelling hangt af van de relatie tot de overledene en haal je uit de tabel hiervan
  • het bedrag dat overblijft daar betaal je belasting over via de tabel met belasting %
  • dit is weer net als bij box 1 via schijven, dus ook hier altijd schijf 1 en alleen als er meer is de rest dan in schijf 2
  • Let op: het % belasting is óók weer afhankelijk van de relatie tot de overledene én is hoger in schijf 2 dan in schijf 1!!
  • de tabellen krijg je ook hier weer van ons bij je toets!!   

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Hans overlijdt en laat aan zijn achterkleinkind Freek 42.000 na.
a. Wat is het vrijlatingsbedrag voor Freek?
b. wat is de belastbare som?
c. wat is het belasting % in schijf 1 en 2 voor hem?
d. hoeveel belasting moet hij betalen?

Slide 27 - Open vraag

uitkomst
  • achterkleinkind heeft een vrijstelling van 2.244 volgens de vrijstellingstabel
  • waar je belasting over betaalt is dus 42.000 - 2.244=39.756
  • 39.756 gaat dus naar de schijventabel met % belasting
  • 39.756 is minder dan het max van schijf 1 nl 128.750, dus alléén te maken met schijf 1!
  • het % belasting  is 18%, want een achterkleinkind valt in de kolom kleinkinderen en verdere afstammelingen
  • 39.756 x 18% = 7.156,08 aan te betalen belasting  

Slide 28 - Tekstslide

Stel achterkleinkind freek erft, na aftrek vrijstelling, 150.000.
a. Wat is de te betalen erfbelasting?
b. Wat houdt hij over van zijn erfenis (na aftrek vrijstelling)

Slide 29 - Open vraag

uitkomst
  • het is ná vrijstelling, dus je kijkt alleen nog naar de tabel met % belasting
  • 150.000 is nu meer dan het max bedrag van schijf 1 (128.750)
  • dus te maken met schijf 1 én 2!
  • schijf 1: 128.750 x 18% = 23.175
  • schijf 2: 150.000 - 128.750 (want 128.750 is al belast in schijf 1!!) = 21.250 x 36% (% in schijf 2!) =7.650
  • 23.175 + 7.650 = 30.825 aan te betalen belasting!!
  • van 150.000 na aftrek vrijstelling houdt hij dus 119.175 over! 

Slide 30 - Tekstslide