belastingrecht - inkomstenbelasting

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
rechtenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel boxen heeft de inkomstenbelasting?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke box vinden we de "inkomen uit aanmerkelijk belang"
A
1
B
2
C
3

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke box valt de winst die Michel heeft gemaakt met zijn eenmanszaak?
A
1
B
2
C
3

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke box valt de de 2e baan die Harold heef genomen om zo straks zijn droomauto mee te kunnen betalen?
A
1
B
2
C
3

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke box valt je vermogen?
A
1
B
2
C
3

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

in welke box of boxen hebben we te maken met belastingschijven?
A
1
B
2
C
3
D
1 en 3

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Box 1
inkomen uit werk en wonen:
  • we gaan weer even kijken welke inkomens eronder vallen
  • hoe inkomen uit de woning wordt vastgesteld
  • we kijken naar aftrekposten op het inkomen
  • we kijken naar de schijven met hun tarief
  • we kijken naar de AH-bonuskorting oftewel heffingskorting 
  • we gaan leren hoe we de belasting in box 1 uitrekenen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie bepaalt de WOZ-waarde van een woning?
A
de verkoper van een woning
B
het Rijk
C
de hypotheekverstrekker
D
de gemeente

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

is het inkomen uit een woning dat wordt belast in box 1 een echt inkomen of een fictief inkomen?
A
echt
B
fictief

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe hoog is het eigenwoningforfait voor een gemiddelde woning?
A
0,6%
B
0,5%
C
6%
D
5%

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koen heeft een huis waarop een hypotheek gevestigd is van 400.000 tegen een rentepercentage van 4%. De WOZ-waarde is ook vastgesteld op 400.000.
1. Wat is belastbaar inkomen uit de woning van Koen?
2. Wat is de hypotheekrenteaftrek van Koen?


Slide 15 - Open vraag

0,006  eigenwoningforfait * 400.000 WOZ = 2.400 
de hypoaftrek = 400.000 * 4% =16.000

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heffingskorting
  • Algemene heffingskorting max € 2.888 (2022), afhankelijk van het inkomen
  • Arbeidskorting max. afhankelijk van inkomen
  • Voor deze lessen wordt uitgegaan van een standaard heffingskorting van € 3.000
  • Eerst belasting berekenen, dan de (AH bonus)korting toepassen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tim verdient €3.000 bruto per jaar. Wat betaalt hij?

Schijf I €_____
Schijf II €
Totaal €_____

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tim verdient €3.000 bruto per jaar.

Schijf I = 3000 x 37,07% = €1.112,10

Relatief veel, daarom is er een belastingkorting, bijv. €3.000, dus Tim betaalt niets


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tom verdient €9.000 bruto per jaar. Wat betaalt hij?

Schijf I €_____
Schijf II €_____
Korting €3.000 -
Totaal €_____

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tim verdient €9.000 bruto per jaar.

Schijf I = 9000 x 37,07% = €3.336,30

 Tim betaalt € 3.336,30 - € 3000 = €336,30


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Teun verdient €69.000 bruto per jaar. Wat betaalt hij?

Schijf I €_____
Schijf II €_____
Korting €3.000 -
Totaal €_____

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tim verdient €69.000 bruto per jaar.

Schijf I = 69000 x 37,07% = €3.336,30

 Tim betaalt € 3.336,30 - € 3000 = €336,30


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tineke verdient €100.000 bruto per jaar. Wat betaalt zij?

Schijf I €_____
Schijf II €_____
Korting ____ -
Totaal €_____

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tim verdient €100.000 bruto per jaar.

Schijf I = 69.399 x 37,07% = €25.726,21
Schijf II= 100.000 - 69.399 = 30.601
30.601 x 49.50% = € 15.147,50
 Tim betaalt € 25.726,21 + € 15.147,50 = 40.873,71 - € 3000 (korting) = €37.873,71


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leontine heeft een jaarsalaris van 80.000. Zij heeft een huis waarop een hypotheek gevestigd is van 300.000 tegen een rentepercentage van 4%. De WOZ-waarde is vastgesteld op 280.000. Het eigen woning forfait is 0,45%. Wat is het belastbaar inkomen van Leontine?
Inkomen uit werk:
Inkomen uit woning:
Hypotheekrenteaftrek:
Belastbaar inkomen:

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leontine heeft een jaarsalaris van 80.000. Zij heeft een huis waarop een hypotheek gevestigd is van 300.000 tegen een rentepercentage van 4%. De WOZ-waarde is vastgesteld op 280.000. Het eigen woning forfait is 0,45%. 
Wat is het belastbaar inkomen van Leontine?
Inkomen uit werk:
Inkomen uit woning:
Hypotheekrenteaftrek:
Belastbaar inkomen:
Inkomen uit werk:                                            80.000
Inkomen uit woning: 280.000 x 0,45%= 1.260     +
Hypotheekrenteaftrek: 300.000 x 4%= 12.000    -
Belastbaar inkomen:=                                    69.260

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel inkomstenbelasting betaalt Leontine nu? Haar belastbaar inkomen is dus 69.680.

Schijf 1:
+ Schijf 2:
-/- Heffingskorting:
= Totaal:

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Marijke heeft 20% van de aandelen van DAF in handen. Ze besluit 10% te verkopen, zijnde 20000 aandelen. Ze kocht de aandelen 15 jaar geleden voor 4 euro per stuk. Inmiddels zijn ze 10 euro per stuk. Hoeveel belasting betaalt Marijke nu?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

antwoord
20.000 aandelen x 4 euro = 80.000 euro aankoopbedrag
20.000 aandelen x 10 euro = 200.000 euro verkoopbedrag
200.000 -/- 80.000 = 120.000 euro aan winst
120.000 x het vaste belastingtarief in box 2 van 26,25% =
31.500 te betalen aan belasting
 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Louise heeft 10% van de aandelen van Aldi in handen. Ze besluit 5% te verkopen, zijnde 10.000 aandelen. Ze kocht de aandelen 5 jaar geleden voor 2 euro per stuk. Inmiddels zijn ze 8 euro per stuk. Hoeveel belasting betaalt Marijke nu?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

antwoord
(verkoop -/- aankoop) x  belastingtarief 26,25%

Verkoop = 10.000 x 8 euro = 80.000
Aankoop = 10.000 x 2 euro = 20.000
80.000 -/- 20.000 = 60.000 winst
60.000 x 26,25% = 15.750

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mark heeft 6% aandelen ASML. Hij krijgt een winstuitkering van ASML over zijn aandelen van 30.000 euro. Hoeveel belasting betaalt hij?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

antwoord
winstuitkering op zijn aandelen a 30.000 euro x 26,25% =
7.875 euro

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

box 3
- Je betaalt dus geen belasting over het echte rendement op je vermogen die de bank je uitbetaald. 
- je vermogen gaat door de schijven van de tabel met een 3-tal  
forfaitair rendementspercentages. 
- Hieruit volgt dus een fictief rendement op je vermogen en over dat bedrag betaal je dus 30% belasting

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bereken je de echte winst (lees: rente) uit op je vermogen of fictief?

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het fictieve forfaitaire rendementspercentage bij een vermogen van 50.000?

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

heb je de belasting nu berekent als het forfaitaire rendementspercentage hebt gebruikt? zo, nee wat moet je dan nog doen?

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld
Max heeft een vermogen van 100.000 waarvan de vrijstelling al af is. van de bank krijgt hij 5% rente hierover, dus een rendement van 100.000 x 5% = 5.000
Wat betaalt hij aan belasting?
over schijf 1:  72.789 x 1,789% = 1.302,20
over schijf 2: 100.000 -/- 72.789 = 27.211 x 4,185% = 1.138,78
1.302,20 + 1.138,78 = 2.440,98 x 30% belastingtarief = 732,29

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel belasting betaal je bij 500.000 euro op je bankrekening ( waarvan de vrijstelling al af is), waarvoor je 2% rente van de bank ontvangt?

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

uitkomst
Wat betaal je aan belasting bij een vermogen van 500.000?
over schijf 1:  72.789 x 1,789% = 1.302,20
over schijf 2: 500.000 -/- 72.789 = 427.211 x 4,185% = 17.878,78
1.302,20 + 17.878,78 = 19.180,98 x 30% belastingtarief = 5.754,29

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel belasting betaal je bij 2.000.000 euro op je bankrekening ( waarvan de vrijstelling al af is), waarvoor je 4% rente van de bank ontvangt?

Slide 46 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

uitkomst
Wat betaal je aan belasting bij een vermogen van 2.000.000?
over schijf 1:  72.789 x 1,789% = 1.302,20
over schijf 2: 1.005.573 -/- 72.789 = 932.784 x 4,185% = 39.037,01
over schijf 3: 2.000.000 - 1.005.573 = 994.427 x 5,28% = 52.505,75
1.302,20 + 39,037,01 + 52.505,75 = 106.313,70 x 30% belastingtarief = 31.894,11

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies