Les 6 taal verkennen het kwartje valt

Les 6 taal verkennen het kwartje valt
Je kijkt naar uitdrukkingen die over geld gaan.

Je leert de betekenis van uitdrukkingen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Les 6 taal verkennen het kwartje valt
Je kijkt naar uitdrukkingen die over geld gaan.

Je leert de betekenis van uitdrukkingen

Slide 1 - Tekstslide

Hoe leer je de betekenis van  uitdrukkingen?
.
  • Je onderzoekt wat de woorden betekenen.
  • Je bekijkt hoe de uitdrukking wordt gebruikt.
  • Je bedenkt wanneer je de uitdrukking gebruikt. 

Slide 2 - Tekstslide

Het geld groeit me niet op de rug.
Dit is een uitdrukking. Wat betekent de uitdrukking denk je?
A
Ik verdien veel geld met mijn werk.
B
Ik kan niet zomaar veel geld uitgeven.

Slide 3 - Quizvraag

Wanneer gebruik je de uitdrukking?
Het geld groeit me niet op de rug.
A
Als iemand je vraagt ergens geld voor te geven.
B
Als je heel vrijgevig bent.

Slide 4 - Quizvraag

Lees bron 3
Dat is geen cent waard!
De cent is altijd de munt met de minste waarde geweest. Voor een cent kun je niets kopen. Als je iets waardeloos vindt, zeg je dat het nog geen cent waard is. 

Slide 5 - Tekstslide

Als iets geen cent waard is, is het veel/bijna niets waard
A
veel
B
bijna niets

Slide 6 - Quizvraag

Je moeder is jarig. Je vader geeft haar een zilveren ketting. Je broertje zegt: O, wat mooi! Die is geen cent waard.
Wordt de uitdrukking hier goed gebruikt?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Bron 2
Het was een dubbeltje op zijn kant.
Dubbeltje noemde je vroeger het muntje van 10 cent. Het was een klein, dun muntje. Het had zo'n smal randje dat het snel omviel als je het op zijn kant zette. Als iets bijna is misgelopen, zeg je dat het een dubbeltje op zijn kant was. 
Luister naar het voorbeeld wat de juf vertelt. 

Slide 8 - Tekstslide

Een dubbeltje was een muntje van 10 cent.
A
Ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Als je een dubbeltje op zijn kant zet, valt het meestal wel/niet om.
A
wel
B
niet

Slide 10 - Quizvraag

Luister naar het voorbeeld van de juf.
Wordt de uitdrukking hier goed gebruikt?
A
Nee
B
Ja

Slide 11 - Quizvraag

Bron 4: Ik vertrouw je voor geen cent.

Je weet dat een cent bijna niets waard is.
Als je iemand voor geen cent vertrouwt, vertrouw je die ander dus helemaal niet. Je vertrouwd hem voor geen cent!

Slide 12 - Tekstslide

Bron 5: dat zal ik betaald zetten!
Als je iemand iets betaald zet, neem je wraak. Je pakt iemand terug voor wat hij jouw heeft aangedaan.

Slide 13 - Tekstslide

Bron 6: Het kwartje is gevallen.
De juf legt een rekensom uit. En nog een keer. En nog een keer. En toch begrijp je het niet. Dan zegt je buurvrouw in de klas hoe het zit en ineens snap je het. Je kunt de sommen maken. 
Het kwartje is gevallen.

Slide 14 - Tekstslide

Je vriendje heeft je laten schrikken. Je wilt iets terug doen. Welke uitdrukking past erbij?
A
Ik vertrouw je voor geen cent.
B
Dat zal ik je betaald zetten.
C
Het kwartje is gevallen.

Slide 15 - Quizvraag

Al twee keer heb je afgesproken met een vriendje. Steeds kwam hij niet. Nu zegt hij dat hij de volgende keer echt komt. Welke uitdrukking past het best?
A
Oke, het kwartje is gevallen.
B
Goed. Maar ik zet je het wel betaald.
C
Nee, ik vertrouw je voor geen cent.

Slide 16 - Quizvraag

Kies het juiste woord:
Ik heb geen cent meer. Dat komt omdat ik te ............. was
A
krenterig
B
vrijgevig

Slide 17 - Quizvraag

We zwemmen in het geld. Dat komt omdat we .................. zijn
A
schatrijk
B
blut

Slide 18 - Quizvraag

Het kwartje is gevallen. Dat zeg je als je iets snapt. Schrijf hiervan een voorbeeld op.

Slide 19 - Open vraag

De uitdrukkingen
  • Zwemmen in het geld.
  • Het was een dubbeltje op zijn kant.
  • dat is geen cent waard.
  • Dat zal ik je betaald zetten.
  • Ik vertrouw je voor geen meter.
  • Het kwartje is gevallen.
  • Het geld groeit me niet op de rug
betekenis
  1. Als iets waardeloos is.
  2. Als je iemand niet vertrouwd.
  3. Als iets net goed gaat.
  4. Als het geld je niet zomaar toe komt rollen.
  5. Als je ineens iets snapt.
  6. Als je veel geld hebt.
  7. Als je wraak wil nemen.

Slide 20 - Tekstslide