AH2 herhaling lesstof ch. 5 objectif santé lj 2

Ch. 5 Objectif santé
Grammaire:
De ontkenning
Een vraag stellen 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ch. 5 Objectif santé
Grammaire:
De ontkenning
Een vraag stellen 

Slide 1 - Tekstslide

Prends ton cahier.
Réponds:


1. Op welke plek staat de ontkenning in de Franse zin?

2. Ontkenningen in het NL zijn: niet, nooit, niets, niet meer, nog niet. Welke Franse ontkenningen ken je?
 

Slide 2 - Tekstslide

Maak ontkennend:
1. Tu aimes la pizza (niet meer)
2. C'est cher (niet)
3. Je parle anglais (nooit)
4. Je vais au restaurant (nog niet)
5. Vous pouvez manger (niets)

Slide 3 - Tekstslide

Les questions
Gesloten (ja/ nee vragen)

1)  Vraagteken achter gewone zin (stem omhoog einde zin)
2) "Est-ce que" + gewone zin
 

Slide 4 - Tekstslide

Open vragen
Vraag met vraagwoord: 
1) Vraagwoord+ est-que+ rest zin
2) vraagwoord aan het begin of einde van de zin.  (let op: pourquoi en qu'est-ce que altijd aan het begin van de zin)
 

Slide 5 - Tekstslide

Prends ton cahier et réponds:
Welke Franse vraagwoorden ken je?

Slide 6 - Tekstslide

Maak de zin vragend, gebruik

Slide 7 - Open vraag

Maak de zin vragen met est-ce que

Vous faites du sport.
Tu es malade.

Slide 8 - Tekstslide

Kies de juiste vraag:
Je vais au collège.
A
Tu vas quand ?
B
Tu vas où ?
C
Tu vas comment ?

Slide 9 - Quizvraag

Kies de juiste vraag:
Parce que nous sommes malades.
A
Quand est-ce que vous allez chez le docteur?
B
Comment est-ce que vous allez chez le docteur?
C
Vous allez combien ?
D
Pourquoi est-ce que vous allez chez le docteur?

Slide 10 - Quizvraag

Kies de juiste vraag:
J'ai mal au ventre.
A
Pourquoi tu as ?
B
Quand tu as ?
C
Qu'est-ce que tu as ?

Slide 11 - Quizvraag

Maak deze zin vragend met est-ce qu(e)
Il est arrivé en train.

Slide 12 - Open vraag

Vertaal naar het Frans:
Hij heeft oorpijn (aan beide oren!)

Slide 13 - Open vraag

wat is de juiste vertaling van :
wij hebben hoofdpijn
A
nous avons mal au tête
B
vous avez mal à la tête
C
nous avons mal à la tête
D
vous avez mal au tête

Slide 14 - Quizvraag

Vertaal naar het Frans:
Zij heeft pijn in haar hand.

Slide 15 - Open vraag

wat is de juiste vertaling van:
Martin heeft keelpijn
A
Martin a mal aux gorge
B
Martin as mal à la gorge
C
Martin a mal à l`gorge
D
Martin a mal à la gorge

Slide 16 - Quizvraag

Ga naar bloc F p. 30
Tu lis le texte: Le sport , c'est la santé.
Tu fais les exercices:
24a Over welk onderwerp praat Laury niet?
24b vrai/ faux/ kan je niet weten
24c,d hoofdgedachte
25a
26a,b
Klaar?Leer de voca van bloc F (p.41)


Slide 17 - Tekstslide

Na deze les moet ik....
alle grammatica herhalen
de ontkenning herhalen
de vragen herhalen
de uitdrukkingJ'ai mal...herhalen
niets...ik weet (bijna) alles:)

Slide 18 - Poll