Thema 6 oefenen voor de toets

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

We gaan vandaag aan de slag met:
als & dan
lijdend en bedrijvend
taalfouten
samengestelde werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Als eerste, als en dan

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

De recensent beoordeelt die nieuwe game net zo goed ..... de vorige.
A
als
B
dan

Slide 5 - Quizvraag

Het spel biedt meer uitdaging ..... vergelijkbare spellen.
A
als
B
dan

Slide 6 - Quizvraag

Een gevorderde speler kan meer levels doorlopen .... een beginner.
A
als
B
dan

Slide 7 - Quizvraag

Iedere missie speel je compleet anders ..... de vorige.
A
als
B
dan

Slide 8 - Quizvraag

De personages beleven avonturen die even spannend zijn ..... in het oude spel.
A
als
B
dan

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Doel
Ik kan een bedrijvende zin omzetten naar een lijdende zin.

Slide 11 - Tekstslide

Stappenplan
  1. Vind de persoonsvorm
  2. Maak een voltooid deelwoord van de persoonsvorm en gebruik een vorm van worden
  3. Vind het onderwerp en zet hier 'door' voor
  4.  Vind het lijdend voorwerp en zet deze vooraan
  5. Schrijf de zin op

Slide 12 - Tekstslide

Zet in bedrijvende vorm.
Werd level 5 al door jou gespeeld?

Slide 13 - Open vraag

Welke zin is het beste? Zet deze zin in de bedrijvende vorm.
Werden de wachters door alle spelers ontmoet?
A
Alle spelers ontmoetten de wachters.
B
De wachters ontmoetten alle spelers.
C
Ontmoetten alle spelers de wachters?

Slide 14 - Quizvraag

Zet in de lijdende vorm. (voordoen)
Ik las vanmorgen een grappig stukje in de krant.

Slide 15 - Tekstslide

Zet in de lijdende vorm:
De klant weigerde het gerecht.

Slide 16 - Open vraag

Zet in de lijdende vorm:
Cecil verkoopt de games aan de wachtende jongeren.

Slide 17 - Open vraag

Doel
Ik kan persoonlijke voornaamwoorden correct in de zin gebruiken.

Slide 18 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord

Slide 19 - Tekstslide

welk woord moet ik veranderen en waarin?

Slide 20 - Tekstslide

Me vriend en een kennis werken samen aan een nieuwe game.

Slide 21 - Open vraag

Hun gaan zich inschrijven voor een wedstrijd.

Slide 22 - Open vraag

Doen jou vrienden ook daaraan mee?

Slide 23 - Open vraag

Me vrienden hadden zich wel opgegeven.

Slide 24 - Open vraag

samengestelde werkwoorden
Wat is het samengestelde werkwoord in de zinnen?
Voorbeeld:
Mijn vriend en een kennis werken samen aan een nieuwe game.
dan schrijf je op:
samenwerken (hele werkwoord in de tt)
Je vertelt erbij of het scheidbaar of onscheidbaar is. 

Slide 25 - Tekstslide

Maar zij voldeden niet aan de criteria.

Slide 26 - Open vraag

Dan waren die vrienden van jou zeker wel teleurgesteld?

Slide 27 - Open vraag

Mijn vrienden sturen de game volgende week in.

Slide 28 - Open vraag

Ik ben benieuwd of ze de anderen kunnen overwinnen!

Slide 29 - Open vraag

Ben je klaar voor de toets?
Ja.
Nee.
Ik moet komende week nog even oefenen.

Slide 30 - Poll