Les Literatuur

Literatuur
  • Stijlfiguren
  • Perspectief
  • Beeldspraak
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Literatuur
  • Stijlfiguren
  • Perspectief
  • Beeldspraak

Slide 1 - Tekstslide

Stijlfiguren
  • Repetitio of herhaling ('Nooit, nooit ga ik daar nog eens naar toe!' 'I have a dream')
  • Enumeratio of opsomming ('Twee, zes, twintig, honderd mensen kwamen naar het feest toe.')
  • Dit is tegelijkertijd ook een climax!
  • Kan ook een omgekeerde climax (anticlimax) zijn: 'Ik  vind onze nieuwe coach razend slim, heel gedreven, tactisch heel sterk en een enorme flapdrol.'

Slide 2 - Tekstslide

Stijlfiguren
  • Opsomming in drieën  ('Ik wil weg, ik wil naar huis, ik wil naar bed.')
  • Niet helemaal hetzelfde als een drieslag, dat is meer een 'vaste, bekende' uitdrukking (veni, vidi, vici, met bloed, zweet en tranen) 

Slide 3 - Tekstslide

Perspectief
1. De auctoriale verteller
De verteller speelt geen rol in de gebeurtenissen, staat buiten de door hem vertelde
geschiedenis, maar weet wel alles van de personages, van hun doen en laten, van hun ideeën,
gevoelens, hun verleden, heden en toekomst. Vandaar dat we hem ook wel de naam geven
van alwetende verteller. In oudere romans komt het zelfs wel voor dat de verteller zich direct,
in de ik-persoon, tot de lezer richt (de auctoriale ik-verteller). 

Slide 4 - Tekstslide

Perspectief
2. De personale verteller.
De verteller speelt wel een rol in de vertelde geschiedenis. Het verhaal is in de hij- of zij-vorm
geschreven en deze hij/zij-figuur staat in de gebeurtenissen centraal. Hij is een van de
personages uit het verhaal en is als zodanig bij de gebeurtenissen betrokken. Vanuit zijn visie
maakt de lezer alles mee. De lezer is dan ook op de hoogte van alles wat deze figuur denkt,
doet, voelt. Wat andere personages voelen of denken is deze figuur niet bekend, dus ook de
lezer niet

Slide 5 - Tekstslide

Perspectief
3. De ik-verteller.
De verteller speelt ook een rol in de vertelde geschiedenis, net als de personale verteller, maar
ditmaal is het verhaal in de ik-vorm geschreven. Daarmee is tegelijkertijd het grootste verschil
vermeld met het personale perspectief, want alle andere eigenschappen daarvan gelden ook
hier. De verteller kan er ook voor kiezen zijn personage (de ik in het verhaal) iets te laten
vertellen wat in het verleden is gebeurd. Omdat deze ‘ik’ dan al weet hoe de gebeurtenissen
uiteindelijk zijn afgelopen, krijgt hij wat auctoriële trekjes. Zo kan hij bijvoorbeeld vooraf
opmerkingen maken over de juistheid van een zojuist genomen beslissing.

Slide 6 - Tekstslide

Beeldspraak:
  • Vergelijking
  • Metafoor
  • Metoniem 

Slide 7 - Tekstslide

Vergelijking (met als)
  • Iets of iemand wordt vergeleken met wat anders, vaak te herkennen aan het woord 'als'
  • 'Haren zwart als ebbenhout'
  • 'Huid wit als sneeuw' 

Slide 8 - Tekstslide

Metafoor
  • Een metafoor is een stijlfiguur; een vorm van overdrachtelijk (figuurlijk) taalgebruik.
  •  Metaforisch taalgebruik is een vorm van betekenisoverdracht: met wat je zegt (het schip der woestijn) schilder je een beeld; het gaat erom dat dat beeld (een schip dat deinend over de oceaan vaart) een overeenkomst heeft met wat je bedoelt (een kameel, die langzaam en schommelend een grote vlakte doorkruist). 

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden metafoor:
  • Het wordt voor asielzoekers steeds moeilijker het fort Europa binnen te komen.
  •  Mijn ouderlijk huis is nog steeds een veilige haven voor mij.
  • Het leven is een weg met kuilen en hobbels.

Slide 10 - Tekstslide

Metoniem
  • Ook wel metonymia of metonymie genoemd
  • Is een bepaalde stijlfiguur waarbij je niet rechtstreeks zegt wat je bedoelt, maar een woord gebruikt dat daarmee te maken heeft. 
  • 'Het hele schip was boos op de kapitein die de ijsberg niet had gezien'
  • Het hele schip = de passagiers op het schip

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden metoniem:
  • Marianne Timmer won in 1998 en in 2006 goud. (bedoeld is: een gouden medaille)
  •  De hele straat zette deuren en ramen open na de verkoelende regenbui. (bedoeld is: alle mensen in de straat)
  • In 2013 deed Beatrix afstand van de kroon. (bedoeld is: afstand van de vorstelijke macht)

Slide 12 - Tekstslide

Hij schaamde zich dood, zijn hoofd was zo rood als een biet
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Metoniem

Slide 13 - Quizvraag

Het hele land hield zijn adem in op 11 september
A
Metafoor
B
Vergelijk
C
Metoniem

Slide 14 - Quizvraag

Iedereen riep om meer blauw op straat.
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Metoniem

Slide 15 - Quizvraag

Na de toetsweek was de storm in zijn hoofd gaan liggen
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Metoniem

Slide 16 - Quizvraag

Zij heeft geen gat maar een krater in zijn hand.
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Metoniem

Slide 17 - Quizvraag

Extra oefening?
  • Opdracht 1 blz. 26
  • Opdracht 5 blz. 29
  • Opdracht 2 blz. 59
  • Opdracht 5 blz. 61

Slide 18 - Tekstslide